Water en vuur in de Jodengang

Op vrijdag 10 april 1896 opent Kees Gilde een wielerbaan aan de Jodengang. De wielerbaan beschikt over een gelagkamer waar men een consumptie kan nuttigen. Een biertje of wijntje en Trijntje behoren tot de mogelijkheden, maar daarover later meer. De aanwezigen worden bij de opening toegesproken door Aleida Boasson. Zij trouwt op 15 juni 1897 met arts Jozef de Hartogh en daarna het echtpaar verkast naar Amsterdam. Dat echter terzijde.

De Middelburgsche Courant meldt in mei 1897 het volgende: “Op 26 januari 1897 werd des avonds te omstreeks 8 uren, in den Jodengang uit de gelagkamer in het wielerbaangebouw, waartoe zij zich den toegang hebben verschaft door een raam met geweld open te breken en daardoor te klimmen het volgende gestolen: twee flesschen madera, eene flesch lemonsquash, een likeurglas, eene bus, gevuld met poederchocolade, en uit een gesloten toonbanklade, die zij met geweld hebben opengebroken, vijf centen.”

Bergplaats

Het wordt nog erger. Op zondag 5 december 1897 brandt de wielerbaan van Gilde tot op de grond af. De Vlissingsche Courant weet er alles van: “Gisterenavond omstreeks half 8 ure is brand ontstaan in de restauratie van de van de wielerbaan van den heer P.C. Gilde in de Jodengang. Het gebouwtje zelf zoowel als de eraan grenzende bergplaats voor rijwielen zijn totaal – alles was geheel van hout – in de asch gelegd, terwijl mede enkele rijwielen verbrandden. Het geheel is door assurantie gedekt.”

Kunstenaar

Schrijver en beeldend kunstenaar Chris van Schagen woont in die tijd aan de Seissingel, bijna om de hoek van de Jodengang. Hij doet in Zeeuwse Reflexen en Complexen verslag van de brand: “Eens heb je het meegemaakt,  dat die angst in één slag helemaal over was, dat was toch zo fijn, dien keer dat de fietsbaan van Gilde achter ons huisje afbrandde. Gilde, dat was de smid van de Seisweg, een ondernemend man, die er altijd als de kippen bij was, als er iets nieuws te beleven viel. Maar dat alles lag nog ver in het verschiet toen Gilde een hele wei achter ons, aan den overkant van de Jodengang – die achter het Singeltje om liep – met een planken vloer had laten beleggen. Daar kon je op leren fietsen. Fietsen was toen nog heel moeilijk om te leren, de knecht van Gilde in zijn blauwe boezeroen ging dan zelf met je mee om je op te duwen en erachteraan te hollen – die meid van Slinkers die kon het natuurlijk zό en die fietste in haar rooie bloeze met mannen, maar soms, als het dikke juffrouwen waren, dan was het echt leuk en kon je er lang met vader naar staan kijken – wel, maar laat daar nu op een donkeren avond de hele boel in de brand vliegen! Want die hoge, gele vlammen, dat was allemaal nog niets bij de vonkenregens in alle kleuren, blauw en geel en groen en oranje hόόg de lucht in.”

Het was dus een zaak van water en vuur in de Jodengang. Helaas heeft Gilde geen nieuwe poging gewaagd en is de wielerbaan met gelagkamer slechts een klein feit uit de Middelburgse geschiedenis.

Doorzakken in Zeelandia

Op zaterdag 18 december 1925 opent Krijn Wielemaker café billard Zeelandia aan de Winterstraat 4 in Middelburg. Wielemaker heeft eerder in Klein Torenzigt aan de Herengracht gezeten en zal later nog in ’t Hoekje aan het Vlissings Wagenplein, de Verwachting op de hoek van de Winterstraat en het Vlissings Wagenplein, De Leuvensche Bierschuit aan de Dam en exploiteren om af te sluiten in de jaren ‘40 van de vorige eeuw met een logement aan de Koestraat.

Wielemaker verkoopt Zeelandia een jaar later aan Dries Poelman, maar die blijft ook slechts een jaar in de zaak zitten en vertrekt dan naar de Beurs aan de Dam. Frans Cosijn neemt de zaak over`. Ook hij is een echt horecabeest. Hij heeft in de Reizende Koopman aan de Hoogstraat gezeten, het Melkboerinnetje aan de Vlissingsestraat, de Stad Goes aan de Varkensmarkt en de Zwarte Ster aan de Vlissingsestraat.

Blauwedijk

Jan Pieter Fiegen neemt de zaak in 1928 weer over van Cosijn. Fiegen heeft dan net café de Elf Provinciën aan de Blauwedijk verkocht en blijkbaar aan verandering toe. Hij blijft wat langer in Zeelandia hangen. Hij verkoopt het café in mei 1932 aan Lambertus Rommens die tegelijkertijd eigenaar van de Elf Provinciën is. De Winterstraat vormt samen met de Teerpakhuizenstraat en het Vlissings Wagenplein ‘de warme driehoek’ van Middelburg. In de weekends, maar ook op weekdagen, zakt men er stevig door. Vogels van allerlei pluimage doen deze warme driehoek aan. Sommigen om alleen wat te drinken, maar anderen brengen er ook graag een bezoekje aan de meisjes van de plezier die er welig tieren. Enfin, voor veelvormig vertier moet je in de in de warme driehoek zijn.

Na deze kleine uitweiding pak ik de rode draad weer op. In 1934 overlijdt Rommens’ echtgenote Adriana en heeft hij er genoeg van. Aarnoud Minderhoud uit Westkapelle, die later naar een café aan de Segeerstraat gaat, neemt de zaak over, maar niet voor lang. Gerrit Rinkel wordt op 10 februari 1934 de nieuwe eigenaar van Zeelandia. De advertentie die op die dag in de Middelburgsche Courant verschijnt luidt als volgt: ‘Heden middag 1 uur opening van Café Winterstraat Middelburg Orchestrion en Radio-Muziek 1ste klas Biljart Moderne inrichting Prima consumptie. Billijke prijzen aanbevelend, G. Rinkel’. Een mondvol branie is wel aan Gerrit Rinkel besteed.

Benzinestation

Ik kan me de warme driehoek nog goed herinneren. Komende vanuit de Vlissingsestraat stak ik de Vlissingse brug over en dan had je aan de linkerkant de Winterstraat. Als je die in liep had je bijna aan het einde een trapje naar de Blauwedijk. Daar had Ko de Bruin, de latere eigenaar van het Schuttershof, een BP-benzinestation. Mijn makker Edwin Mijnsbergen had graag eens doorgezakt in Zeelandia, maar hij is helaas  te laat geboren.

Op 17 mei 1940 ging café Zeelandia ten onder aan het oorlogsgeweld. Eind jaren ’60 verdween de warme driehoek van de kaart, omdat de Schroebrug moest worden gebouwd. Het Geeregebied werd ontwikkeld en het Damplein opgeofferd aan de heilige koe. De gemeente Middelburg maakte er een potje van.17

Oud en nieuw Tolhuis

Dommis Louwerse en echtgenote Jacoba Faasse openen in 1864 het Oude Tolhuis aan de Grindweg in Westkapelle. Jacoba schenkt bezoekers vaak een borreltje om het af te leren. Dommis en Jacoba blijven maar liefst 50 jaar in hun café hangen. Ze doen de zaak de zaak pas in 1914 over aan dochter Krina Louwerse en schoonzoon Hendrik Hendrikse. Hendrik en Krina geven er elf jaar later al de brui aan. Arnoud Roelse ofwel Roet van Koerat, koopt in 1925 het Oude Tolhuis van Hendrik en Krina. Hij bouwt een cafeetje aan het pand en noemt zijn zaak het Tolhuis.

Willem ‘de Redder’ Gabriëlse schrijft over het café het volgende in het prachtige ‘’t oude Westkappelse leefpatroon’: “Rest nog te vermelden het cafeetje van Roet. Het oude Tolhuis. Dit stond ongeveer waar nu de zuiveringsinstallatie staat. De naam geeft de oorsprong aan. Na de laatste tolgaarder was het bekrompen huisje op de oude Grindweg niet meer in trek. Arnoud Roelse (Roet) kwam tegen zijn 60e jaar rust zoeken op zijn geboortedorp. Hij zwierf de hele wereld rond, varensgezel op de grote vaart, koloniaal, boer in Brazilië: hij verhuisde in korte tijd maar liefst dertien maal. Tenslotte kwam hij terecht in het oude Tolhuis, waar hij een cafeetje bij bouwde. Een herberg kon het niet worden: er was geen volledige ruimte beschikbaar, dus werd het verlof A. Het mocht slechts vijftien jaar bestaan, bombardement en inundatie maakten er een einde aan en het is niet meer opgebouwd.”

Inboedel

Dat is niet helemaal waar, want een advertentie in de provinciale courant van mei 1949 meldt dat A. Roelse een huishoudster vraagt, liefst met een klein inkomen, was getekend café bunker, E 36, Westkapelle. Roet van Koerat komt in 1935 wellicht in zwaar weer terecht, want in april van dat jaar staat Het Tolhuis, inclusief inboedel, te koop. Het kan verkeren.

Roet van Koerat is echter niet voor één gat te vangen. Hij klust nogal eens bij als ijscoman. Op bijgaande foto uit 1939, die ik vond op de fantastische beeldbank van de Stichting Cultuurbehoud Westkapelle, wordt Roet geflankeerd door links Neeltje Louwerse en rechts Johanna Waterman. Een prachtig plaatje. Een ijsco kostte toen respectievelijk 2,3,5 of 10 cent. Dat is nu een ander verhaal.

Drieling

Burgemeester Henk van Maldegem van Westkapelle signaleert in maart 1982 de geboorte van een drieling in Westkapelle, maar dat is niet de eerste in het dorp. Op 25 juli 1878 krijgen Koenraad Roelse en echtgenote Willemina Minderhoud, de ouders van Roet, een drieling. Het zijn Johannes Pieter, Johannes en Jakobus Roelse. Helaas heeft de drieling maar kort van het leven kunnen genieten. Roet van Koerat is goed van de tongriem gesneden en heeft voor iedereen een praatje klaar. Wat had ik graag eens een biertje gedronken, zowel in het oude als nieuwe Tolhuis in Westkapelle. Maar ja, soms wordt je veel te laat geboren. Binnenkort toch weer eens per rijwiel naar het Kasteel van Batavia. IJs, wind en weder dienende welteverstaan.

Groeten uit Princehage

Sommige panden dragen een rijke horecageschiedenis met zich mee. Dat is bijvoorbeeld het geval met het pand aan de Noordstraat 24 in Domburg. In 1924 opent Johannes Buise daar lunch- en tearoom Walcheren. Twee jaar daarna neemt Everardus de Weerd de zaak over, maar een jaar later is Gerrit Tichelaar de nieuwe eigenaar. Tichelaar blijft vijf jaar in zijn zaak hangen. In april 1929 neemt Frederik Oertel op zijn beurt de tent over, maar hij koopt in november van dat jaar café Tramhalte aan het Marnixplein in West-Souburg, dus exit Oertel. Jan Postma en echtgenote Johanna Post worden in 1930 de trotse, nieuwe eigenaren. Zij blijven tot 1948 in Walcheren. Jewannes Corré koopt het pand en noemt zijn zaak de Gastronoom. In de provinciale courant van augustus 1948 vraagt hij ‘een serveerjuf en een meisje, hulp in de keuken’.

Strandjutter

Jewannes Corré is een bijzonder portret in het Domburgse. Op 16 maart 1974 wijdt Jacques Cats een ‘Hoort Ziet en Schrijft’ aan Jewannes. Hij heeft praats voor tien en haalt allerlei verhalen vanonder het stof der jaren. Over zijn carrières als strandjutter en stroper, een vliegende kraai vindt altijd wel wat. Jewannes houdt het in 1952 voor gezien. In het voorjaar van 1952 opent A.C. Overdijk hotel-café-restaurant Diana in het pand. Kort daarop wordt Laurens Fraipont mede-eigenaar. Als Overdijk twee jaar later nat gaat, neemt Fraipont de tent over. Hij doopt zijn zaak Princenhage. Natuurlijk laat Fraipont kaarten drukken van zijn hotel-restaurant Princenhage. Zo kunnen zijn gasten de groeten overbrengen van Princenhage Domburg.

Fraipont heeft soms bijzondere gasten in zijn zaak. Zo logeert in de zomer van 1958 Ingrid Bergmann in Princenhage. Zij heeft zich ingeschreven onder de naam Hanny Baggen uit Krefeld. Ook haar dochter Isabella Rossellini is van de partij.

Afwashulpen

Laurens Fraipont draagt in 1965 de fakkel over aan de heer B. Waasdorp. Waasdorp is in mei 1978 naarstig op zoek naar medewerkers. Hij vraagt ‘twee afwashulpen en één barhulp voor de avonduren. Voor juli en augustus een meisje voor de kinderen en huishouding’. Waasdorp zet een jaar later een dikke streep onder Diana. Wellicht zijn de kinderen toch te veel.

Op zaterdag 24 maart 1979 openen Jac Suurmond en echtgenote Janny Suurmond-Smoor hotel Duinheuvel op het adres. Alleen het adres is niet langer Noordstraat 24, maar Badhuisweg 2. Een beetje jammer toch, deze breuk met het verleden. Suurmond ligt in de jaren ’80 en ’90 voortdurend overhoop met de gemeente Domburg. Hij verwijt het college van burgemeester en wethouders dat er met twee maten wordt gemeten. Suurmond heeft er in 1997 meer dan genoeg van en verkoopt zijn zaak.

Karel van IJsseldijk en Christoffel van Zetten kopen Duinoord. De familie Van Zetten behoort al jaren tot de horeca-adel van Domburg. Christoffel, de zoon van Chris van Zetten en Ina Corré, neemt in de jaren ’90 samen met Karel hotel Wilhelmina aan de Noordstraat over. De horeca-appel valt immers nooit ver van de boom.

Denkend aan Daan

“Schrijvenderwijs was ik ingeslapen, schrijvenderwijs werd ik wakker bij nacht omdat er woorden stonden te blaten onder het open raam waar ik lag.” Deze dichterlijke woorden zijn niet van mij, maar van Guillaume van der Graft. Nu dommel ik schrijvenderwijs ook wel eens in om vervolgens wakker te schrikken van een woord dat zich plotseling aandient. Een woord dat precies op zijn plek valt. Toen ik een paar weken geleden schreef over Karting Walcheren in Wasschappel dacht ik vaak aan Daan Hengst. Hij zou ongetwijfeld de ins en outs hebben geweten van Karting Walcheren en opvolger ’t Vroon. Helaas kan ik het hem niet meer vragen, aangezien hij vorig jaar op 27 augustus overleed. Ik zat nog vol met vragen, bijvoorbeeld over het cafeetje dat Willem ‘Semijn’ Brasser begin vorige eeuw had aan de Zuidstraat. We hebben het er wel even over gehad, maar nog niet genoeg.

Stamboom

Daan maakte op enig moment een stamboom van de familie Minderhoud in Westkapelle. Deze familie zwermde uit over Walcheren waar ze veel herbergen en cafés uitbaatten. Zo zat Willem Minderhoud, en later zoon Jacobus, in ’t Sincken Tooghje aan de Beddewijkstraat in, zijn broer Kobus Minderhoud, en later zoon Aarnoud, in een café aan de Segeerstraat. Johanna Minderhoud zat in het Bredasche Veerhuis aan de Turfkaai, Noach Minderhoud, later zoon Piet, in een café aan de Gravenstraat, Maatje Minderhout in de Eendracht aan de Markt, Joost Minderhoud in Kanaal en Spoorzicht aan de Teerpakhuizenstraat en later in de Eendracht aan de Varkensmarkt en tenslotte was er Fransina Minderhoud. Zij had een café op de hoek van de Vlasmarkt en de Kromme Weele.

Dat liegt er niet om. Maar er is meer. Pieternella Minderhoud zat in de Roode Leeuw in Zoutelande en Johanna Willemina Minderhoud in de Schoone Waardin in Ritthem. Vanzelfsprekend was de familie Minderhoud ook in de Westkappelse horeca actief. Johannes Kornelis Minderhoud zat in de Noordstar aan de Noordstraat, Willem Minderhoud in de Oranjeboom aan de Zuidstraat.

In 1843 zat Huibregt Minderhoud in het Kasteel van Batavia. Huibregt en zijn tweede vrouw Abigael Houmes kregen in 1875 bezoek van schrijver Charles de Coster en tekenaar Adolphe Dillens. Zij nuttigden het middagmaal in het Kasteel en lieten zich dat goed smaken. Later kwamen Aarnout en Jakoba Minderhoud in het Kasteel dat weer iets later werd overgenomen door zoon Hendrik Minderhoud oftewel Eine van Ko.

Monumentje

Samen met Edwin Mijnsbergen vertrok ondergetekende vorig jaar op een regenachtige dag in februari naar Westkapelle. We gingen niet naar Bommel om de brug te zien, maar naar het Kasteel om Daan te   zien. Het was een zeer leerzame middag in het Kasteel. Daan vertelde prachtige verhalen over de Westkappelse horeca uit verleden, heden en over de toekomst. Ademloos luisterde ik en maakte aantekeningen op een ongelinieerde blocnote. Ik heb nu eenmaal een hekel aan regels. Als ik denk aan Daan Hengst krijg ik nog steeds vochtige ogen. Een monumentje zou wel op zijn plaats zijn, een monumentje voor een wijze, zeer wijze man.