Kroegpraat: Bunkeren in Buttinge

Een bestuurlijke herindeling hangt als een dreigend wolkendek boven onze provincie. Er wordt volop gepredikt voor eigen parochie en de werkelijkheid wordt niet zelden door waarachtigheid ingehaald. Het Middelburgse Tweede Kamerlid van de PvdA oppert dat er één gemeente Zeeland moet komen. Het is geen keuze waarvan mijn hoofd in de wolken raakt. Nee, dan zou mijn keuze eerder één gemeente Walcheren, Beveland (inclusief Schouwen-Duiveland en Tholen) en Zeeuws-Vlaanderen zijn. Ik noem maar een zijstraat.

Aangezien de Rijksoverheid steeds meer taken en plichten naar gemeenten delegeert, kun je stellen dat de provincie als bestuurslaag zijn langste tijd heeft gehad. Afijn, gemeentelijke herindelingen zijn eigenlijk van alle tijden. Ze zijn niet beperkt tot deze en voorgaande eeuw. De eerste gemeentelijke herindeling had plaats op 29 december 1815. In herberg het Land van Belofte, niet te verwarren met Lant van Belogte, in Buttinge zetten de schouten van respectievelijk Buttinge, Grijpskerke en Hoogelande hun handtekening. Vanaf die dag horen Buttinge en Hoogelande bij het grijpgrage Grijpskerke. In 1785 koopt Marcus de Moor voor ruim 90 pond Vlaams (ruim 16.200 euro) een molen met huis aan de Middelburgseweg in Buttinge. Hij wordt naast molenaar ook herbergier en geeft zijn herberg de naam het Land van Belofte. Roelof Smit koopt de molen en herberg in 1791 voor 220 pond Vlaams. Tel uit je winst Marcus de Moor. Smit gaat drie jaar later op de fles en de zaak wordt per decreet verkocht door de ‘Bestuurderen der Stad Middelburg’. Wellicht is Buttinge een stadsambacht van de gemeente Middelburg.

Hubregt Erdecaing koopt het complex voor 85 pond Vlaams en een tijdje later koopt Pieter de Koning zich voor de helft in. Er kan dus weer gebunkerd worden door de komende en gaande man onder Buttinge. In 1797 wordt Anthonij de Wind, koopman en gemeenteraadslid van Middelburg, eigenaar. Hij zal zelf wel niet gemalen of geherbergierd hebben. Drie jaar later wordt Cornelis Krijger eigenaar, maar hij verkoopt de zaak nog het zelfde jaar door aan Gerard Ramond. Ramond heeft eerder molen De Perre in Oost-Souburg uitgebaat in combinatie met de herberg ’t Molentje. Hij plukt nu de vruchten van deze combinatie in Buttinge tot hij tussen 1808 en 1810 stopt als molenaar. Ramond is de laatste, bekende eigenaar van het Land van Belofte, maar de herberg heeft zeker nog tot ongeveer 1840 bestaan. Wie weet kom ik ooit nog eens achter de exacte gegevens van het Land van Belofte.

Burgemeester H.U. Bouwman van Grijpskerke memoreert in zijn nieuwjaarstoespraak in 1958 de geschiedenis van zijn gemeente. Hij concludeert dat de inwoners van de gemeente 140 jaar ‘vredig hebben geleefd.’ Bouwman ziet echter ook een dreigend wolkendek boven de gemeente hangen, het wolkendek van een nakende gemeentelijke herindeling. Die herindeling wordt pas op 1 juli 1966 een feit. Zo zal het altijd zijn, het oneindige, bestuurlijke gesteggel dat duurt tot Zeeland een ons weegt. Gelukkig kun je nog steeds bunkeren in Buttinge in de Middellandse Zeetuin van Rob Uilenbroek waar het smakelijk toeven is.

Kroegpraat: Op merote in Middelburg

Vroeger deed ik samen met mijn makker Edwin Mijnsbergen af en toe een rondje langs Middelburgse kroegen. Er waren zaken bij waar ik zelden kwam, maar me toch altijd welkom voelde. We hebben eens zo’n rondje gedaan en speelden op alle éénarmige bandieten, die de kroegen rijk waren. Het werd een ongemene ‘winstreak’, want in elk café dat we aandeden wonnen we. Zwaar met winst beladen togen we tenslotte naar de hut, alias Seventy Seven, waar het potverteren tot sluitingstijd duurde. In de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw, Edwin moest nog geboren worden, ging ik ook al ‘op merote’ in Middelburg. Zo ging ik weleens buurten bij het Gulden Schot in de Sint Janstraat. Wellicht refereerde de naam van het café aan het gelijknamige tv-programma waarmee ome Lou van Burg in die tijd furore maakte. Toen ome Lou zijn assistente bezwangerde was het uit met de pret en werd hij opgevolgd door Kees Schilperoort, doch dit terzijde.

Leo Plugge werd in 1971 eigenaar van Het Gulden Schot, Eric van den Berge ging er als 13-jarige in 1973 werken als schoonmaker. Een jaar later namen Thérèse Heindl en vriendin Annemie Pleumeekers de zaak over. Thérèse en Annemie maakten er een disco van en Eric werd DJ From the Mountain. Hij had altijd al een internationale invalshoek. De zaak kreeg in 1977 de naam Jowi’s Place en was eigendom van Willem Groeneveld, maar amper twee jaar later werd Greet van der Wees de nieuwe eigenaar. Eric zwaaide na vijf jaar als DJ te hebben gefungeerd af.

Greet veranderde al snel de naam Jowi’s Place in Company en draaide deze disco samen met haar vriend Rob. Ik kwam weleens in Company waar ze een machine hadden die de dansvloer bij tijd en wijle van forse rookwolken voorzag. Greet draaide vaak reggae, om op die manier ook Zuid-Molukse klanten aan te trekken. Of die er ook kwamen, weet ik niet, wel dat Nico Telepary een tijdje portier was. Karel Brandes was stamgast die in het voetbalteam van Company speelde. Karel had echter meer noten op zijn zang, zo zong hij in de hardrock band September’80, die op 1 mei 1981 optrad in Company. Voor wat hoort wat. In 1980 vertrok Greet naar andere oorden. Marja volgde haar in naam op, aangezien Rob niet over de vereiste horecapapieren beschikte. Op 21 april 1981 sloot Company haar deuren en was het over en uit. Eind jaren ’80 werd het pand, evenals het belendende bedrijf van Wiegel, gesloopt om plaats te maken voor appartementen.

Binnenkort wil ik toch maar weer eens een rondje met Edwin doen. Het is alleen jammer dat er zoveel horecazaken, zoals de Schuur, de Reünie, Underground, Rock Desert en Mambo’s al zolang leeg staan en verpieteren. Het doet me zeer zeer en ik vraag me af wat een grote brouwerij als InBev bezielt. Pure kapitaalvernietiging zou je denken, maar ik ben natuurlijk maar een eenvoudig boerengeslacht. Ik hoop echter op beterschap, zodat ik in de toekomst weer ouderwets ‘op merote’ in Middelburg kan gaan.

Kroegpraat: Horecabloed kruipt waar het niet gaan kan

Sommige families lijken voor eeuwig verbonden met de horeca op Walcheren. Daan Hengst uit Westkapelle maakte een prachtige stamboom van de familie Minderhoud die de lijnen verbindt. Hendrik Minderhoud zat in het Kasteel van Batavia, Willem in de Oranjeboom, Johannes in de Valk en Jacob in Tramzicht, allemaal horecazaken in Westkapelle. Noach Minderhoud zat in café Centrum, Willem in ’t Sincken Tooghje, Joost in De Eendracht, Johanna in het Bredasche Veerhuis en Kobus in een naamloos café aan de Segeerstraat. Al deze zaken stonden in Middelburg en het zou mooi zijn als de naam van Kobus’ café nu eens boven water kwam. Pieternella Minderhoud zat in de Roode Leeuw in Zoutelande en Johanna Willemina in de Schoone Waardin in Ritthem.

Aangezien het aantal herbergen en cafés, hoewel talrijk, beperkt was zochten de Minderhoud’s logischerwijs elders op Walcheren emplooi. In een plaats als Veere was er minder horeca, maar de zaken die er waren bleven soms in de familie. Ben Huybrecht zat in D’Ouwe Werf en het Veerse Meer, dat later de naam veranderde in De Peperboom, was tot vorig jaar eigendom van dochter Marion. En dan is er natuurlijk nog de Campveerse Toren waar de familie Van Cranenburgh sinds 1947 de lakens uitdeelt. Er is echter nog een vaste waarde in Veere, namelijk ’t Waepen van Veere aan de Markt. In 1967 meldde de courant dat de NV Poppe de zaak had geopend. Die NV kreeg al snel gezicht in Bram en Catrien Poppe, de uitbaters van ’t Waepen. In de loop der jaren werd een voormalige paardenstal naast de zaak aangekocht en na een grondige verbouwing heropende t’ Waepen met meer volume. Op enig moment namen zoon Piet en schoondochter Lia de zaak over en ook zij verbouwden de zaak. Nieuwe bezems vegen nu eenmaal schoon.

In de jaren ’90 kreeg de jonge kok Marc Meeusen in ’t Waepen de kans te tonen wat hij waard is. Ook Marc kreeg de horeca met de paplepel ingegoten, want zijn ouders Ger en Ryan zaten jarenlang in bistro Juliana aan de Middelburgse Markt. In 2005 koos Marc voor een baan in het onderwijs en werd hij opgevolgd door Jeroen Haas, zijn voormalige souschef. Die wist en weet ook wat koken is, want toenmalig culinair recensent Rien van Reems meldde in de courant dat de culinaire continuïteit bij ’t Waepen van Veere veilig was. In die periode vond er opnieuw een wisseling van de wacht in ’t Waepen plaats en kwamen Piet’s zoon Bram-Pieter en schoondochter Barbara aan het roer. En opnieuw, hoe kon het ook anders, timmerden de verse Poppe’s aan de weg. Ze gaven de zaak een facelift en een strak karakter dat aansloot bij de moderne tijd. Natuurlijk is het zaak dat je meegaat met je tijd, ‘go with the flow’, anders mis je onherroepelijk de boot.

De culinaire continuïteit is nog steeds als vanouds en de liefhebbers van kreeft blijven duimen en vingers aflikken. Dat hoop ik in het hart van de lente ook eens te doen.

Kroegpraat: Gierende hormonen in Café Colours

“Als je als kroegeigenaar een volle bar wilt, moet je twee vrouwenfietsen voor je zaak zetten. Dan stroomt het zo vol met mannen.” Toen ik dat vorige week een gast aan de bar hoorde zeggen moest ik erg lachen. De opmerking was uiteraard over de top, maar ik begreep meteen wat hij bedoelde. Er zijn ontelbaar veel cafés waar het uiterlijk of het karakter van de medewerkers nauwelijks invloed heeft op de omzet, maar iedereen weet dat het aannemen van mooie of leuke mensen wel kan bijdragen aan het succes van een horecagelegenheid. Ik heb mensen, zeker mannen, maar al te vaak nog eens een extra rondje bier zien bestellen, omdat ze zichtbaar genoten van hun uitzicht. Bij mij en mijn maatjes uit de pubertijd was dat uitzicht ook een factor, herinner ik me. Voor onze 15e verjaardag waren we ’s avonds voornamelijk te vinden in Middelburgse jeugdsozen als Double D (in Dauwendaele), Hofplein (Centrum) en Trefpunt (Nassaulaan) en overdag in cafetaria’s, zoals Martin’s Automatiek op de Markt, maar vanaf 1986 pakten we het serieuzer aan. Toen kwamen zaken als Meccano, La Folie en Cavern in beeld. We waren er weliswaar nog net iets te jong voor, maar meestal kwamen we wel binnen. Het deurbeleid was toen minder streng dan nu.

Onze eerste ‘echte’ kroegbezoekjes vonden plaats in een Middelburgse café dat niet zo lang bestaan heeft: café Colours aan Vlasmarkt 39. Die zaak, van Harmen van Loon en Angelique Riemens, was een opvolger van de wat beruchtere zaak (In) de Verkeerde Wereld en een voorloper van Café Dangeroe van Ben Vriesman. Tegenwoordig is Café Bardot gevestigd in het pand. Je kunt er lang en kort over praten, maar uiteindelijk komt het er toch op neer dat Colours niet zo lang heeft bestaan omdat het geen groot succes was. Voor broekjes als wij, ‘die net kwamen kijken’, was het echter de perfecte tent. We kregen veel aandacht en ruimte van Harmen en Angelique. Dat was precies wat we nodig hadden. In die kroeg leerden we onder meer hoe je poolbiljart speelt en hoe je óók drankjes kunt bestellen als je met een groep op stap bent. We bestelden in het begin al die bessenjenevertjes, Pisang Ambons en andere zoete rommel een voor een, totdat Angelique er ons fijntjes op wees dat we ook een potje konden maken. Daar waren we zelf nog niet opgekomen.

Natuurlijk werden we ook door dat soort aardigheidjes vaste klantjes van de zaak, maar de belangrijkste reden was de aanwezigheid van Angelique op zich. Stiekem waren we allemaal – we waren met een man of tien – een beetje verliefd op haar. Door het leeftijdsverschil hoefden we ons natuurlijk geen illusies te maken, maar daar maalden we niet om. Dat heb je nu eenmaal, als de hormonen door je lijf gieren. We konden onze ogen niet van haar afhouden. Dat was in de gelegenheden, die in de jaren daarop zouden volgen niet anders. Overal hadden we wel een favoriet. Nu, 30 jaar later is dat eigenlijk nog steeds zo. We kunnen prima zonder, maar als er een aardige barvrouw aan het werk is, bestellen we er vaak toch nog eentje extra. ‘Boys will be boys’.

Kroegpraat: Who is who in Domburg

Veel mensen dromen weg bij de gedachte aan het Zeeuwse licht vanaf de Hoge Hill op Domburg. Ze dromen van de tijd dat kunstschilders als Mondriaan en Toorop zich aan het begin van de 20e eeuw thuis voelden in de Domburgse parel. Natuurlijk is het mooi dat er zoveel schoonheid door het stadje waarde. Dokter Mezger, wiens vrouw uit Middelburg kwam, beklopte, kneep en wreef de ledematen van zijn meer dan goed bedeelde klanten. Zijn gouden duimen legden hem overigens geen windeieren. Domburg floreerde in die periode als nooit tevoren. Het medisch toerisme verdween toen Mezger uit Domburg vertrok, maar het bleef een komen en gaan van mooi-weer-toeristen. Vogels van diverse pluimage landden aan en brachten jarenlang kleur in de stad, die Domburg al 793 jaar is. Natuurlijk voerden en voeren de oosterburen de boventoon met zo links en rechts Europeanen allerhande.

Zo vertelde mijn oude middelbare schoolmakker en vrije Domburger Cees Maas dat de Engelse band The Who in het begin van de jaren ’70 een bungalow huurde in het Prinsenpark. Getooid in Afghaanse jassen kuierden ze op zomerdagen door de Oost- en Weststraat. De ‘patchouli’ was niet van de lucht, evenals die van een welriekend pretsigaretje. Er logeerden vaak gasten bij The Who en dat waren op muzikaal gebied niet de minsten. Afijn, in die tijd werd er in de zomer weleens een bescheiden popfestival georganiseerd bij kasteel Westhove. Op het grote grasveld stond een podium voor de rododendrons en er was een bar bij het bruggetje. Er werd niets aan het toeval en de dorst overgelaten. Op enig moment trad Earth & Fire op met Jerney Kaagman als ‘leading lady’. In de pauze stapte een aantal muzikanten op het podium en er ontstond een jamsessie. Er stonden een solo- en basgitarist, wellicht Zeeuwen, op het toneel en een langharige, bebaarde man begon het nummer ‘Room to move’ op zijn mondharmonica te spelen. Dat was geen Zeeuw, maar John Mayall die over de hele wereld furore maakte met zijn Bluesbreakers. Even later stapte er een beer van een vent het podium op en dat was Bob ‘The Bear’ Hite, de zanger van Canned Heat. The Bear was een maatje van John Mayall. Ze deelden samen een huis in Laurel Canyon in Californië. Mayall heeft er nog een liedje over geschreven, The Bear, dat op de lp ‘Blues from Laurel Canyon’, maar dit terzijde.

Earth & Fire was not amused dat er op hun instrumenten was gespeeld, maar ja, wat wil je met ‘die boertjes en dat boerinnetje van buten’. De bandleden hadden wellicht niet eens in de gaten wie dat langharig en dikbuikig tuig waren. Er zijn foto’s van de legendarische jamsessie gemaakt en de mare gaat zelfs een super 8-filmpje. Het zou prachtig zijn als dat nog eens boven water komt. Zo zouden we kunnen verifiëren wie ‘who is who’ in de jaren ’70 in Domburg was. Dat zou nog eens cool zijn.