Barcodes: Middelburgs terrasgemopper

Mopperen op de keuzes die politici maken doen we waarschijnlijk allemaal wel eens, maar als die keuzes directe invloed hebben op ons welzijn of onze portemonnee verandert dat gemopper niet zelden in gescheld of ongenuanceerde uitlatingen. Ik maak me mezelf daar ook wel eens schuldig aan, eerlijk is eerlijk. Toch slaag ik er ook steeds vaker in dingen wat neutraler te bekijken, van een afstandje. Dat lukt enerzijds omdat ik nu eenmaal geen ondernemer ben die vaak te maken krijgt met lokale regelgeving en belastingen, anderzijds omdat ik door Middelburg Dronk en het vergelijkbare project Wij zijn De Stad (dat zich meer richt op de detailhandel en nieuwtjes uit Middelburg Centrum) informatie krijg van een zeer diverse groep mensen. Nu eens hoor je wat van een café-eigenaar of zijn klanten, dan weer van een winkelier of een ambtenaar. Soms is dat best verwarrend, maar na verloop van tijd ga je ‘de waarheid’ dan toch ergens in het midden zoeken, en roep je minder snel dat iets goed of slecht is.

Een mooi voorbeeld daarvan is het nieuwe terrassenbeleid van de Gemeente Middelburg. Vorig jaar zomer kwam eetcafé De Herberg in het nieuws omdat het vernieuwde, kleurrijke terras van de zaak niet voldeed aan de eisen van de bij ondernemers vrij beruchte welstandscommissie. Ik volgde de ontwikkelingen op de voet maar hoewel mijn sympathie lag bij de exploitanten van het café gaf ik ze weinig kans. Het kan best zijn dat ik toen iets heb gezegd als “van een gemeente win je het toch nooit”. Ik bleek me echter te hebben vergist. Het terras van de Herberg werd gedoogd tot het eind van het terrassenseizoen en in de winter zou er nieuw beleid worden ontwikkeld, zo werd gezegd. Ook daar was ik vrij sceptisch over, maar uiteindelijk voegde de gemeente nog daad bij woord ook. Begin maart werd het nieuwe beleidsplan ‘Gezellige terrassen in een mooie monumentengemeente’ gepubliceerd, een plan met soepelere regels. Toen ik bij De Herberg informeerde wat zij ervan vonden gaven ze aan tevreden te zijn.

Maar het nieuwe beleid roept ook verzet op bij een aantal horecaondernemers, omdat het tevens voorziet in minder regels voor de detailhandel. Die krijgt nu, gedurende een proeftijd van een jaar, de mogelijkheid om uitstallingen voor de zaak te vervangen door een paar stoeltjes en tafels, zodat klanten er even een bakje koffie van de zaak kunnen nuttigen, of een gekocht broodje. Sommigen beschouwen dat als oneerlijke concurrentie. Dat is, gezien de kosten die moeten worden opgebracht voor het exploiteren van een horecaterras, begrijpelijk maar niet iedereen ziet in dat die miniterrassen niet commercieel uitgebaat mogen worden en evenmin een drankvergunning zullen krijgen. Het is bedoeld als impuls voor meer samenwerking en de uitstraling van Middelburg, niet als stimulans voor meer en oneigenlijke horeca. Zo’n plan is het uitproberen toch best waard? Als het niet werkt kan het immers altijd nog teruggedraaid worden. De gemeente heeft in ieder geval aangetoond dat wat sneller schakelen en anticiperen op ambtelijk niveau best mogelijk is. Moeten we het alleen daarom al niet gewoon eens –al dan niet mopperend- een kans geven?

Barcodes: Swingen en slijpen in het Schuttershof

Capriolen_1948Op zondag 22 maart speelt Nils Wogram’s Nostalgia met Terneuzenaar Arno Krijger op Hammond-orgel in het Schuttershof – vrijwel meteen was er die associatie met Paula Koster die hetzelfde instrument met verve liet zingen. Haar man Piet zong vaak mee, want hij was, zoals ze dat in die tijd noemden, een crooner. In de jaren ’50-’60 was het Schuttershof the place to be als het swingen je in het bloed zat. Natuurlijk was Baby den Toonder wereldberoemd in Zeeland en hij swingde met zijn Babytonband stad en land af. Ko Kempe speelde ook een tijdje bij de Babytonband en hij was er bij toen ze Corry Brokken begeleidden in het Vlissingse café Cosy Corner. Maar Ko wilde weleens wat anders, dus richtte hij the Moonliners op, een strakke band die soms vergezeld was van cabaretgezelschap de Oprechte Amateur. Mijn vader drumde in the Moonliners, maar deed ook, samen met o.a. Piet en Mientje de Leeuw, Frits en Wil Wiggers en mijn moeder, mee in de sketches die werden opgevoerd.

Maar in die tijd was er meer, veel meer dat de planken van het Schuttershof en De Gouden Poorte onveilig maakte. Je had ‘t legendarische Overschotje met o.a. Dries van Baaren (alias Jan van ’t Zand), Annie Goedegebuure, Jo Julianus, Rinus Kievit en Toos Slagter. Wim de Graaf – schrijver van “Langs de lijn”, het clublied van Zeelandia Middelburg – was, samen met de gebroeders Jo en Wim den Hollander, de drijvende kracht achter de Zuidwesters die ook in de hele provincie furore maakten. Het was soms verwarrend, omdat sommigen in verschillende gezelschappen tegelijk aan cabaret deden. Tussen de bedrijven door goochelde Ko Kemeling als Ali Ben Lux met Miss Blindina oftewel Sara van Wittene het ene na het andere witte konijn uit de hoge hoed of anders deed Guus Marquinie alias Mystic Marco dat wel.

Ontwikkeling en Ontspanning was een verhaal apart, want de personeelsvereniging van de PZEM voerde bijna jaarlijks een revue in het Schuttershof op. Kees van Hoek schreef en regisseerde, bijgestaan door “Oude” Barend de Jonge die dan weer de oprichter was van de Scherpschutters .Het enige dat bij zulke avondjes uit altijd het zelfde was, was het zogenaamde bal na dat met harde hand werd geleid door Wim Meeuse die een dansschool in Middelburg had waar bovengetekende ooit de horlepiep leerde. Het bal na was een vrijwel oneindig proces van swingen en slijpen op de dansvloer – je stampte met je voet op de grond en er was een feest, schreef Remco Campert – maar niet te dicht op de huid want daar was Meeuse niet zo voor. De grote versierders moesten zich dus behelpen met een foxtrot of Engelse wals en kom dan maar eens nader tot u. Nu wordt er bij de optredens van Muziek Podium Zeeland in het Schuttershof weinig gedanst, maar wie weet swingt het Hammond-orgel van Arno Krijger wel als een tierelier. Ik zal er zondag in ieder geval bij zijn – misschien gaan m’n beentjes wel van de vloer.

Barcodes: Terug naar Tref

Op vrijdag 27 maart wordt in café ’t Hart van Middelburg een reünie georganiseerd door en voor oud-medewerkers vanTrefcenter en Maxis. Het is deze maand respectievelijk 41 en 26 jaar geleden dat die Middelburgse supermarkten werden geopend in het pand aan Pottenbakkerssingel 2, waar nu Albert Heijn is gevestigd. Het idee voor de reünie ontstond in een besloten groep voor oud-medewerkers op Facebook, die begin februari werd aangemaakt door Anne Bosschaart.

Ik volg die groep met veel belangstelling. Ten eerste omdat ik zelf, als scholier, ooit ook voor het concern werkte, ten tweede omdat ik voor Middelburg Dronk al een paar jaar op zoek was naar foto’s van het interieur van de supermarkt. Trefcenter staat al drie jaar op de website omdat er van meet af aan ook een goedbezocht restaurant bij hoorde. Het valt me op dat oude foto’s van het pand op Facebook altijd buitengewoon veel nostalgische reacties oproepen. Alleen de kiekjes van het voormalige zwembad Poelendaele overtreffen die van de supermarkt in populariteit. De nostalgie gaat bij velen zelfs zo ver dat zij na al die jaren thuis nog steeds zeggen dat ze ‘even naar Tref gaan’ als het tijd is voor boodschappen bij Albert Heijn. Maar ondertussen hadden wij tot voor kort alleen de beschikking over oude krantenknipsels en een paar foto’s van het pand. De Facebookgroep van Anne heeft daar verandering in gebracht. De groep telt inmiddels bijna driehonderd leden, die massaal oude foto’s zijn gaan scannen om ze onderling te delen. We waren er uiteraard als de kippen bij om toestemming te vragen voor hergebruik op onze website. Dat bleek gelukkig geen probleem te zijn.

Met de foto’s komen ook de mooie verhalen los. Het is heerlijk om die te lezen of te horen. De een herinnert zich alle ongein van de kaasafdeling, de ander vertelt lachend over die ene medewerker die menig vrouwelijk collega wist te verleiden tot romantische affaires achter de schermen van de super. Ik zelf heb helaas niet zo veel verhalen. Ik werkte slechts een half jaar voor Maxis, als vakkenvuller. Wat me daarvan nog het best bijstaat is de ongeschreven regel van toen, dat als je bij het uitladen van de rolcontainers schade veroorzaakte aan het verpakkingsmateriaal, je dan best mocht snoepen van de producten. Het was dus logisch dat veel vakkenvullers enorme messen bij zich droegen, waarmee ze, met de regelmaat van de klok, te diep staken in een doos chips of een pak koekjes. Dat lesje pikte ik snel op. Ik kocht bij Brammetje Dump een mooi, groot zakmes en meldde me de dag daarop bij ploegchef Willem, stiekem hopend dat ik die avond de chocolade of borrelnootjes mocht aanvullen. Dat liep anders dan ik had gehoopt. “Jij helpt vanavond bij de dierenvoeding”, hielp Willem me uit de droom. Zat ik daar met mijn mooie mes, tussen de blikken Bonzo en Whiskas. Ik zou daar drie maanden blijven zitten bovendien.

De verhalen van anderen zullen ongetwijfeld sterker zijn, daar in ’t Hart van Middelburg. Bier en wijn doen nu eenmaal wonderen, wat dat betreft. Wij gaan dus zeker even kijken de 27e. En luisteren.

Barcodes: De dorstige pelgrim snakt naar bier in de Boekanier

Vrouwenpolder heeft al sinds de middeleeuwen een magische aantrekkingskracht op mensen en dat waren niet de minsten. Jan van Reygersbergh schrijft in de eerste kroniek van Zeeland (gedrukt in 1551) het volgende: Die keyser Sigismundus met Grave Willem volbrochten haar bevaert die si gelooft hadden onder vrouwen inden polder en dancten God almachtig van dier beneficien ende weldaden. Maar het waren niet alleen de hoge heren die ter pelgrimage trokken, ook vissers uit Bretagne, Spanje en Portugal brandden een kaarsje voor Onze Lieve Vrouwe van den Polder – hertog Philips van Bourgondië offerde zelfs een vetkaars van 100 pond; dat was pas echt vet. Het religieuze toerisme draaide allemaal om een schilderij van Maria dat in de kerk hing en waaraan miraculeuze krachten werden toegeschreven – het schilderij werd jaarlijks op 15 augustus tijdens een plechtige omgang door het dorp geparadeerd. In 1572 was het uit met de pret toen een aantal rabauwen uit Veere de kerk beeldstormenderhand nam – het schilderij werd gered en belandde tenslotte in de rooms-katholieke kerk van Middelburg, waar het nog steeds hangt.

De pelgrims van vandaag hebben weinig weet van Onze Lieve Vrouwe van den Polder en dienen voornamelijk Sunne, de godin van de zon. Er wordt echter ook geofferd, niet in het minst door bovengetekende, aan Tenemit, de godin van het bier – zo heeft het moederhuis vele kamers. De Boekanier aan de Dorpsdijk heeft ook vele kamers, maar toen wij er vorig jaar met Veeredronk op excursie waren, hebben we ons beperkt tot de gelagkamer. Het nachtje over zat niet in de planning – een taxi bracht ons thuis na nog wat laatste afzakkertjes in de Lamme Goedzak. Lamme Goedzak was dan wel geen boekanier, maar vroeger wel, want in 1976 begonnen Addie en Leen van der Giessen hier de Boekanier om de zaak vervolgens in 1991 te verhuizen naar een pand een eindje verderop aan de Dorpsdijk. Addie en Leen waren ook aanwezig tijdens onze excursie en de mooie verhalen waren niet van de lucht. Addie is een Duvekot,van oudsher de horeca-adel van het dorp, dus dan weet je het wel. Het dorstige DNA van de Duvekot’s kwam al eerder aan de orde in Barcodes, maar om het geheugen wat op te frissen, breng ik hier nogmaals een kleine ode aan café de Koophandel waar de legendarische Willem Duvekot op 93-jarig leeftijd in het harnas het leven liet.

Met ingang van 1 januari 2009 dragen Addie en Leen de zaak over aan hun kinderen die sindsdien het erfgoed met verve bestieren. Mijn weg voert fietsenderwijs geregeld naar de Boekanier vooral als ik snak naar bier en een praatje aan de bar. Negen van de tien keer herinner ik Björn en Joyce er dan aan dat ze, samen met Pieter van Duinoord, Natasja van Uitspanning Oranjezon en Edwin van de Heksenketel, nog eens een magisch tegenbezoek aan de natte sector van Middelburg zouden brengen – de grote dorst staat me nu al tot aan de lippen.

Barcodes: Waarover men wel spreken kan…

Als wij met mensen spreken over de handel en wandel van de Walcherse horeca gaat het meestal over de informatie die we wél delen op de websites. Dat we daar zo zorgvuldig als mogelijk mee om proberen gaan stipte ik al eens aan in ‘Moordverhalen uit de Walcherse horecageschiedenis’ (Barcodes 18 juli 2014). Maar dat we de privacy van mensen respecteren betekent uiteraard niet dat we nooit dromen van een encyclopedie die echt alles in kaart brengt, ook de zaken die het daglicht niet verdragen. Neem nu alle dwarsverbanden die je zou kunnen leggen op het gebied van relaties en seks binnen de horeca. Als je dat ook in kaart zou brengen en zou koppelen aan alle gegevens over exploitanten, medewerkers en klanten van de horeca, dan zou het verschijnsel ‘ons kent ons’ een compleet andere lading krijgen. Hoe vaak er al grappen over zijn gemaakt aan de bar durf ik niet te zeggen, maar feit is dat veel mensen zich wel iets kunnen voorstellen bij domeinnamen als Veerevoosde.nl. Smullen geblazen! Sommigen beweren zelfs dapper dat ze bereid zouden zijn te betalen, voor toegang tot zulke informatie.

Maar hoe verleidelijk en smeuïg zo’n concept ook moge zijn: we gaan onze vingers er natuurlijk niet aan branden. Je kunt het gewoon niet maken om openlijk te benoemen wie het allemaal met wie deden. Dat zou je hooguit kunnen rechtvaardigen vanuit de gedachte dat er zo veel mensen zijn die zich ooit bezondigden aan (on-)gewenste intimiteiten op de werkvloeren van de horeca. Ook in de Middelburgse cafés ondervonden we dat laatste letterlijk aan den lijve, toen begin jaren 90 chlamydia wild om zich heen greep. Chlamydia is al jaren de meest voorkomende bacteriële soa in Nederland. De aandoening is weliswaar goed behandelbaar, maar de symptomen blijven soms lang uit, of zijn niet goed herkenbaar. Daarom lopen veel mensen ermee rond zonder het te weten. In De Faam van 26 juni 1996 lezen we dat in 1995 bij 110.000 mensen een soa werd vastgesteld. In 60.000 gevallen betrof het chlamydia.

Nou, de Middelburgse horeca deed leuk mee, kan ik je wel vertellen. Het begon, zoals zo vaak, met één persoon bij wie de diagnose werd gesteld, en die het fatsoen had dit te melden bij twee dames met wie hij het bed had gedeeld. Die twee lieten zich ook onderzoeken en zagen zich geconfronteerd met dezelfde diagnose. Ook dat duo ging met de billen bloot bij oud-minnaars. Toen ging het opeens hard. Na een paar maanden bleken tientallen mensen het te hebben en al snel werd duidelijk dat lang niet alle escapades even legitiem waren geweest. Man, man, man: het leek wel of iedereen het met iedereen had gedaan. Die barman met die getrouwde klant, zij weer met een andere barman. En zo voort. Het was in feite zo erg dat iedereen er maar wat besmuikt om zat te lachen uiteindelijk. Niemand had er tenslotte blijvend letsel aan overgehouden, en niemand leek van plan om de eerste steen te gaan werpen. Dat was, in tegenstelling tot de genoten seks, wel zo veilig. Inmiddels is het zo lang geleden dat het is verworden tot een mooie anekdote voor bij een biertje, aan de bar. Maar online blijft het een taboe. Of om meneer Wittgenstein maar eens vrij te citeren: waarover men wel spreken kan, daarover kan men niet schrijven.