Barcodes: De verdwenen grandeur van Walcherse hotels

Grand_Hotel_des_Bains_groep_strand_1899

Als je in de Krantenbank Zeeland zoekt op de woordencombinatie ‘grandeur’ + ‘hotels’ stuit je op oude artikelen uit de PZC, waarin exploitanten van deze tijd enigszins weemoedig terugblikken op de pracht en praal van de belle époque, het gouden tijdperk voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, tussen 1870 en 1914. Maar pas als je foto’s van de hotels en logementen aan het begin van de twintigste eeuw vergelijkt met beelden van nu besef je hoe weinig majesteitelijk, deftig en imponerend veel hotels tegenwoordig nog zijn.

Niets illustreert die verdwenen grootsheid zo mooi als het artikel dat collega Joke Vantricht deze maand uitlichtte op Vlissingen Dronk, over Grand Hotel des Bains, dat tussen 1886 en 1924 was gevestigd aan Boulevard Evertsen in Vlissingen. Dat hotel straalt op de oude foto’s het soort grandeur uit dat ook bijna 130 jaar later niet zou misstaan aan de Boulevard.

De omgeving van het hotel was toen uiteraard wel anders dan nu. In een artikel in de Vlissingse Courant van 18 juni 1936 schrijft men: “Dat de gemeente er trots op was dat dit hotel te Vlissingen werd gebouwd moge blijken uit het feit dat op 26 juni 1886 last was gegeven dat van de toren en alle openbare gebouwen gevlagd moest worden. Het hotel stond er nu betrekkelijk nog geheel in de duinen. Er moest nu echter meer gebeuren, want alleen met dit hotel zou Vlissingen nog geen badplaats worden die voldoende bekendheid zou kunnen verwerven. Er moest en promenade of boulevard komen met zomerhuizen enz.”

Dat het hotel bovenop de duinen werd gebouwd roept de vergelijking op met het Badpaviljoen en het Strandhotel die in dezelfde periode Domburg allure gaven. De beschreven trots is veelzeggend. Kustgemeenten wilden zich graag ontwikkelen tot aantrekkelijke badplaatsen en slaagden daar ook in. Toen de zaak in 1923 failliet ging en werd opgekocht door Stoomvaart Maatschappij Zeeland werd de naam veranderd in Britannia. Dat de belle époque voorbij was stond een streven naar nog meer grandeur blijkbaar niet in de weg. Nogmaals uit de Vlissingse Courant: “Vanaf die tijd mogen we rustig spreken van een goede exploitatie in het belang van het vreemdelingenverkeer alhier. Deze maatschappij heeft moeite noch geld ontzien om het verblijf voor de gasten in het hotel zo aangenaam mogelijk te maken. Allereerst werd een begin gemaakt met het bouwen van een uitbouw in het middengedeelte van het gebouw, waar de gasten een aardig zitje werd geboden om zowel op zee als op de Boulevard te zien. Spoedig bleek dat er op verschillende tijdstippen ruimte tekort was om de vele gasten te herbergen, zodat besloten werd de dakverdieping in te richten met logeerkamers. Dit alles was nog blijkbaar niet goed genoeg, want kort nadien werd overgegaan tot het uitbreiden van de eetzaal, terwijl ook de concertzaal en het toneel de nodige verbouwingen ondergingen, terwijl voorts besloten werd tot verbouwing van een zaal tot bar. Dat de aanwezigheid van deze bar door de gasten op prijs wordt gesteld is menigmaal gebleken.”

Barcodes: Drinkebroers en uitjagers in het Kasteel van Batavia

Het zal sommigen wellicht vreemd in de oren klinken, maar als geboren Middelburger voel ik me toch ook een beetje Westkapelaar. Ik weet bijna zeker dat er meer van Walcheren zijn die hun hart ook voor Wasschappel in de boezem voelen kloppen. Op de HBS was ik van meet af aan geboeid door de verhalen van klasgenoot Maarten van Alphen over de Noormannen en de trots waarmee die verhalen van zijn dorp werden verteld. Later deden we – Middelburgs langharig tuig op merote – ’s zomers op Puch of Tomos weleens een rondje Walcheren en dronken we wat in het Kasteel van Batavia of de Schuur. Hoewel er drankjes en vriendelijkheden werden uitgewisseld, bleef je toch altijd een butendieker die met gezonde argwaan tegemoet werd getreden. We zorgden er altijd voor dat we Kasteel of Schuur voor het uitjagen oftewel sluitingstijd verlieten – een gewaarschuwd langharige telt voor twee.

Kasteel_van_Batavia,_ca._1918

Het zou me niet verbazen dat de term ‘drinkebroers’ zijn oorsprong vindt in Westkapelle. De combinatie van ‘drinken’ en ‘broers’ zat bij de familie Minderhoud al van oudsher in het bloed – Westkappels DNA dat menig andere Westkappelaar wellicht niet vreemd zal voorkomen. De Minderhouds zaten al vanaf de zeventiende eeuw in het Kasteel, in alle opzichten door de eeuwen heen een belangrijk ankerpunt in het dorp. Je kunt bijna geen herberg of café in Westkappel opnoemen of er heeft wel een Minderhoud of Gabriëlse achter de toog gestaan. Hoewel de Minderhouds tamelijk honkvast waren, migreerden sommigen in de negentiende- en twintigste eeuw binnen Walcheren om de dorstige te laven.

Het was vooral Middelburg waar de Minderhouds domicilie kozen; zeker de kinderen van Johannis Minderhoud van de Noordster in de Westkappelse Noordstraat. WIllem zat in ’t Sincken Tooghje in de Beddewijkstraat, terwijl broer Noach een tapperij in de Schuitvlotstraat had en vervolgens een café in de Gravenstraat. Zus Johanna dreef met echtgenoot Pieter Joosse het Bredasche Veerhuis aan de Turfkaai en neef Kobus Minderhoud had een café in de Segeerstraat. Misschien zijn het dus niet alleen de verhalen van Maarten van Alphen die mijn band met Wasschappel verklaart, maar is het ook te wijten aan de neerslag van het Westkappels DNA dat door de ondernemende Minderhouds Middelburgs aandeed.

De belangrijkste bindende factor in het dorp is zonder twijfel het Polderhuis Westkapelle waar geschiedenis op voorbeeldige wijze in woord en beeld wordt getoond. Het is proportioneel gezien het museum met de meeste vaste klanten ter wereld, want als je van Wasschappel komt is het Polderhuis ook jouw huis. Naar aanleiding van het tienjarig bestaan organiseert het Polderhuis in mei acht zogenaamde Walking Dinners waarbij een gids wandelenderwijs de geschiedenis van de middenstand vertelt. Bij elke deelnemende gelegenheid wordt aangelegd voor een hapje en een drankje. Mijn wandelschoenen staan altijd gepoetst voor de pak dus niets weerhoudt me van deelname, misschien kom ik Maarten nog wel tegen. Ik zal er, gezien mijn nostalgische kapsel, ook nu voor zorgen dat de pleiterik voor het uitjagen is gemaakt.

Barcodes: Over Lucky Letters en een Middelburgse kroegromance

Lucky_Letters

Eind jaren 90 was bij RTL 4 dagelijks de quiz Lucky Letters te zien, met Victor Reinier als presentator. Het ligt niet voor de hand om dat weetje in verband te brengen met het kroegleven op Walcheren, maar het kán, dus doe ik het graag.

Ik werkte in die periode zelf als barman in een Middelburgs café en mocht, rond etenstijd, graag naar het programma kijken. De vragen die Reinier stelde waren van het niveau van het spel Triviant: niet al te lastig, maar zo algemeen dat je er toch vaak een aantal fout had. Ik vond het leuk om mee te doen, met een bord eten op schoot. Toen RTL op zeker moment een oproep deed voor nieuwe kandidaten besloot ik de gok te wagen. Tot mijn verbazing werd ik nog geselecteerd ook. Een paar weken later werd ik verwacht in de studio te Hilversum. Ik mocht tien mensen meenemen als publiek, die in het stamcafé zo gevonden waren. We zouden er een gezellig dagje van gaan maken.

Aan mijn bevallige collega Chantalle hoefde ik niet eens te vragen of ze mee wilde. Zij had het veel te druk met verliefd zijn op een jongen die bij de marine zat maar er niet bepaald zo uitzag. Hij leek enorm op de pianist Jan Vayne, met zijn lange haar en lange vingers. Als hij en zijn kornuiten aan de bar zaten was er geen land meer met Chantalle te bezeilen, ze was alleen maar bezig met hem. Omdat die knaap ons iedere avond vroeg het nummer Kiss from a Rose van Seal te draaien raakte Chantalle in de ban van dat liedje. Na sluitingstijd draaiden we het nog een paar keer om samen de tekst te ontleden. Ik kon die Seal na verloop van tijd wel drómen.

Onderweg naar Hilversum hoorden we op de radio de hit van Seal. Ik zong het uiteraard uit volle borst mee en vertelde met een grijns over ‘die pianist’ van mijn collega. Ik merkte op dat een beetje muziekkennis nooit kwaad kan. Misschien zou Reinier me er wel een vraag over stellen! Dat hij dat een paar uur later inderdaad deed kon ik bijna niet geloven. Nog stijf van de zenuwen stond ik daar tussen de camera’s en studiolampen toen ik de presentator al na vijf minuten hoorde zeggen: “en nu een vraag voor Edwin”. Er werd een videoclip vertoond van de film Batman Forever, met het bewuste nummer van Seal als soundtrack. Dat kon toch niet waar zijn? Ik zong het nummer uiteraard mee, maar toen Reinier me vervolgens vroeg wie de uitvoerende artiest was stamelde ik slechts: “Terence Trent D’arby”. Waar kwam dat in vredesnaam vandaan? Die twee zangers lijken niet eens op elkaar! Ik schaamde me dood.

Uiteindelijk won ik de aflevering nog ook, maar Seal zou me nog lang achtervolgen. Als iemand het nummer aanvroeg in het café werd steevast Dance little sister vanTerence Trent D’Arby opgezet. Horecahumor, dat zou me wel leren!

Barcodes: Kontjes Oranjeboom op kruipafstand van de kroeg

De genen die men bij de geboorte meekrijgt worden natuurlijk in hoge mate bepaald door degenen die voor de geboorte verantwoordelijk zijn. Maar bij sommigen speelt de plaats van geboorte een ook niet onbelangrijke rol. Ik werd, evenals mijn vader trouwens, geboren boven een kroeg – mijn vader boven een etablissement in Goes en ik boven café Juliana op de Markt in Middelburg. Over die factor moet men niet licht denken, want de dorst in mij werd als het ware met de paplepel gevoed en naarmate de jaren vorderden werd de kater mondjesmaat op het spek gebonden. Afijn, het gaf me als kind spelenderwijs een vertrouwd gevoel om op kruipafstand van de kroeg te wonen; waarom dat zo was begreep ik pas veel later.

Jacks_Juliana_Eendracht_en_St.Joris

Het is eind jaren ‘50 als ik mijn eerste slokjes bier in de kelder van hotel Suisse drink. Niet iets om trots op te zijn, want samen met Loe Lagaaij – zijn vader Lo was eigenaar van Suisse – zochten we tussen het lege goed naar flesjes Oranjeboom die nog een kontje bier bevatten. De Markt had weinig geheimen voor ons, maar in de lente was er toch een geheim: wanneer zou buurman “Lange” Arie Neuféglise van het frites- en ijskraam zijn eerste ijs draaien? Vrijwel dagelijks liepen we langs zijn kraam, want op de dag van het eerste ijs trakteerde Arie de kinderen die op de Markt woonden op een ijsje. Vlak bij Arie’s kraam stond het kotje van parkeerwachter Burgs die op vrijwillige basis werd bijgestaan door Ko van Leeuwen alias de Keizer van Duitsland. Ko droeg een kapiteinspet waarvan de bovenkant wat opbolde zodat die met een beetje fantasie iets weg had van het hoofddeksel van de Duitse keizer. Als er veel auto’s op de Markt stonden en Kees Suurland niet toevallig wit gehandschoend voor de muziek uit liep, gingen we naar parfumerie Modern in de Gravenstraat waar we bij Pietje Parfum condooms kochten. Niet dat we er al zo vroeg bij waren – als je een condoom over de uitlaat van een auto schoof sorteerde dat bij het starten een knaleffect.

Wanneer mijn moeder niet thuis was – wat overigens weinig voorkwam – stak ik de Markt over om ome Jaap de Looff in de Delta op te zoeken. Hij gaf me een glas cola en met een beetje mazzel ook nog een bord frites met knakworst – een kindermaag is gauw gevuld. In 1964 was het over en uit met de pret, omdat Hector Meeusen, eigenaar van belendend café De Eendracht, Juliana kocht en er boven ging wonen. Ik werd verbannen, althans zo voelde het, naar ’t Zand en dat heb ik hem eigenlijk nooit vergeven. Natuurlijk zocht ik Loe nog weleens op om nog wat kontjes Oranjeboom te scoren, maar uit het zicht was toch ook uit het hart. Ik woon alweer jaren op kruipafstand van de kroeg en weet nu het vertrouwde gevoel van toen op de juiste waarde te schatten – zo zal het altijd zijn.

Barcodes: Midgard, hoe de tegenbeweging de Middenwereld verloor

Kuiperspoort

Van mij zul je geen kwaad woord horen over het jongerenwerk anno 2014: ik weet er simpelweg te weinig van en de geluiden die mij wél bereiken zijn overwegend positief. Er gebeurt nog steeds van alles, misschien zelfs wel meer dan ooit tevoren. Dat neemt niet weg dat ik altijd een weemoedig gevoel krijg als ik lees over de jongerencentra in Zeeland tussen, pak ‘m beet, 1965 en 1995. Die centra waren heus niet beter dan de honken en podia waar de jeugd tegenwoordig terecht kan, maar de verhalen en foto’s uit die periode stralen wel een compleet andere sfeer uit dan nu. Het waren de bolwerken van de tegenbeweging. Je trof er de hippies en de provo’s , de anarchisten, punkers en skinheads. Als je beelden van toen vergelijkt met die van nu valt je op hoe gepolijst en georganiseerd alles nu lijkt te zijn. Soms heeft het zelfs iets klinisch. Dat zegt waarschijnlijk meer over toen dan over nu. De centra van weleer ademde in vrijwel alles onrust en verzet. Er mocht overal gerookt worden. Er was nog wat meer verzuiling binnen de jongerencultuur. Nu zijn jongeren breder georiënteerd en hebben ze andere contactmogelijkheden. Ik noem maar eens iets. Ik wil maar zeggen: zo eenvoudig is het nog niet, om de periodes met elkaar te vergelijken.

Midgard was tussen 1976 en 1997 was gevestigd in een van de mooiste straatjes van de stad, de Kuiperspoort. Juist die locatie maakte het centrum (vernoemd naar Midgaard, de middenwereld bevolkt door de mens, uit de Noordse mythologie) tot wat het was: een prachtig maar weggemoffeld jongerenhol,omringd door de achtertuinen van welgestelde (Middel)burgers. Achteraf vind ik het knap dat Midgard het zo lang heeft volgehouden op die locatie. Als je ziet wat er in twintig jaar allemaal gebeurde in en rondom het pand op nummer 12 kun je nauwelijks geloven dat de omwonenden de strijd tegen de aanwezigheid van het centrum niet eerder wonnen. Er speelden talloze ruige bandjes, die een al even ruig publiek trokken. Rondom optredens van bands als Tröckener Kecks ging het allemaal nog wel maar er waren ook avonden dat het uit de hand liep, zoals die keer dat de Groningse pretpunkband Boegies Midgard aandeed. Dat mondde uit in een knokpartij waar nu nog over gesproken wordt. En dan waren er ook nog de bezettingen en demonstraties. Aksie, weet je wel? Ik was er niet bij, maar ik stel me voor dat die initiatieven niet onopgemerkt aan de buurt voorbij gingen. De straatjes zijn smal, in dat gedeelte van de stad.

Een agent vertelde me onlangs dat er wel degelijk protesten waren van wijkbewoners. Eén buurman belde trouw iedere avond zijn klacht door naar de politie, met als doel het opbouwen van een dossier. In 1997 was het pleit beslecht. Toen moest Midgard verhuizen naar de Herengracht, waar het centrum ook niet welkom was. In Bachtensteene hield het centrum het daarna nog tien jaar vol, maar toen was het einde verhaal: de middenwereld hield op te bestaan.