Barcodes: “Doe de deur dicht, anders tocht het zo!”

Piet_Vogel_en_Sien_Vogel-Adriaanse_achter_de_bar._De_bar_is_na_een_verbouwing_vernieuwd_en_minder_fraai_dan_de_originele_toog

Toegegeven: je kunt de geschiedenis van een stad of dorp niet reconstrueren op basis van oude krantenartikelen alleen, maar de nieuwsberichten, columns en advertenties van toen zetten je vaak wel op het spoor van de personen en voorvallen die een hoofdrol speelden in de mooie verhalen van decennia terug. Zo kwamen wij ook op het spoor van Middelburger Piet Vogel, die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog vestigde in een café met biljart in de Zeeuwse hoofdstad. Het houten pand van die kroeg kreeg in de zomer van 1940 een horecabestemming, toen Gerrit Entink zijn café Bodega in de Lange Delft verwoest zag worden en hij aan de Londensekaai een noodcafé mocht openen van de gemeente.

Piet Vogel nam de zaak in februari 1941 over. Hij maakte van het café-biljart annex sigarenmagazijn geleidelijk een café-restaurant, waarvan de advertenties in de krant je doen vermoeden dat de zaak niet al te sjiek was. Vogel adverteerde weliswaar met de slogan ‘zij die het weten, gaan bij Piet Vogel eten’ maar in die advertenties noemt hij vooral sandwiches, warme worstjes, kroketten en bitterballen en omschrijft hij zijn zaak als een ‘Café-Restaurant-Automatiek’. Later leerden we dat Vogel toch wel meer in zijn mars had, toen Peter Carol, een kleinzoon van de exploitant, ons een oude menukaart van de zaak gaf. Vogel verkocht ook diverse soorten vis, gevogelte en ander vlees, maar ook uitsmijters, soepen, pannenkoeken en kaviaar op brood. Uit de advertenties van de zaak blijkt ook dat Vogel er veel aan deed om het toch maar een beetje gezellig te maken tijdens de oorlogsjaren. Er zijn in de periode 1943/1944 regelmatig aankondigingen van muziekoptredens, onder meer van Marlies Burkunk, een zangeres ‘met een stem als Zarah Leander’.

Het noodcafé van Piet Vogel bestaat tot 1950. In dat jaar moeten alle ondernemers in de noodpanden langs de kaaien van de stad verhuizen naar zogenoemde wederopbouwpanden elders in het centrum, zodat de noodvoorzieningen kunnen worden afgebroken. Vogel ziet daar echter weinig brood in en kiest voor een verhuizing naar Goes. Hij verkoopt zijn herbouwplicht aan een andere ondernemer, en vraagt de gemeente om een paar maanden uitstel van de sloop van het pand. Dat uitstel krijgt hij niet. Wat er vervolgens gebeurt is even grappig als grimmig. In een artikel in de PZC van 3 augustus 1950, lezen we dat honderden mensen toekeken op de kaai “hoe arbeiders van het noodpand een houten skelet maakten, terwijl de eigenaar voortging zijn klanten te bedienen als stond hij in de bar van een Grand Hotel.” Er was geen dak meer, en ook de ramen waren al verdwenen. De gordijnen wapperden in de wind en tot overmaat van ramp regende het ook nog eens. Maar er waren die dag nog steeds klanten, en Piet ging door tot het bittere eind. Het mooiste is dat hij ondanks alles zijn humor niet verloor. Klanten die vertrokken gaf hij het advies mee “Doe de deur dicht, anders tocht het zo!”.

Barcodes: Zwarte Annie genoteerd bij de beurs

Cafe_de_Beurs_1962

Sommige Middelburgse horecaondernemers zijn honkvast en slagen erin hun zaak jong te houden – ze gaan mee met de tijd of met the flow zoals dat tegenwoordig heet. Die term was nog geen gemeengoed toen Ehab El Sayed in juli 1991 grillroom Sphinx aan Dam 23 opende. Hij zit vandaag de dag nog steeds in het pand dat al sinds 1863 een horecabestemming heeft. Een advertentie in de Middelburgsche Courant van 16 juni dat jaar meldt dat er muziek is in het “Bierhuis de Beurs, op den Dam, aanvang des avonds half negen uur, bij Bouwman.” De naam van het bierhuis refereerde aan de schuin tegenover staande Graanbeurs waar vrome Walcherse boeren de vrucht van hun akkers ten gelde maakten. De Beurs was wellicht de locatie waar boeren borrelden en tegelijkertijd de Mammon dienden – vruchtgebruik werd soms duur betaald.

Sinds Ivo Pieter Bouwman heeft het bierhuis een behoorlijk aantal kasteleins en kasteleinsen gekend. Te veel om hier allemaal op te noemen, daarom wordt de draad weer opgepakt in het jaar 1954 – in dat jaar komen Bram en Lootje van der Weele in De Beurs. Wanneer zij vier jaar later verhuizen naar het Melkboerinnetje in de Vlissingsestraat wordt het café, zo meldt een advertentie in de PZC, op 24 juni 1958 heropend door Anna en Corry. Die dames zijn, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, Anna Vermeule en Corrie Wieleman en ze zitten slechts een maand in de zaak. Maar Anna Vermeule maakt, samen met echtgenoot Izaak van der Hooft, in 1967 haar comeback in de Beurs. René van Hilst (ex-eigenaar van het Hart van Middelburg in de Zusterstraat en de Groene Papagaay in de Langeviele) woonde in die tijd in het pand ernaast, Dam 25, en hij kende Anna en Izaak als Annie en Jan van der Hooft. René vertelde dat Jan, een oud-marineman, de toog van de Beurs de vorm van een schip gaf en dat Annie de bijnaam Zwarte Annie had. Niet te verwarren met haar Vlissingse bijnaamgenote die in de buurt van het Bellamypark woonde, dat was Annie van Loon die vaak met vriendin (Dikke) Bep van der Meer op stap ging. In 1970 is de Beurs geschiedenis en dopen Jan en Annie de zaak Porthole om een jaar later die naam weer te veranderen in de Meerpaal – eenmaal een Jantje, altijd een Jantje. In 1974 stappen Jan en Annie uit de zaak en verhuizen ze naar Zeeuws-Vlaanderen waar Jan geboren is. De Meerpaal krijgt achtereenvolgens de namen de Dam, de Damrakker en de Graanbeurs tot Ehab El Sayed in 1991 grillroom Sphinx in het pand opent.

Het verhaal kreeg enige weken geleden echter nog een onverwacht staartje. Een dochter uit Anna Vermeule’s eerdere huwelijk meldde Middelburdronk dat ze via onze site haar moeder op het spoor was gekomen. Niets wijzer geworden van de gemeente Middelburg, had ze haar moeders naam dan maar ingetikt op Google en daar was ze. De beursnotering van Zwarte Annie betaalde zich tenslotte uit.

Barcodes: DJ Hans, onverwoestbaar

Hans_Walrave_met_vrouw,_jaren_70

Het heet al jaren groep 8, maar toen ik op de lagere school zat noemden we het nog gewoon de zesde klas. Het was 1983, ik was 12 en stond op het punt om een knoop door te hakken: zou ik zoals veel klasgenootjes naar een middelbare school in Goes gaan, of toch naar de SSGM in Middelburg? Ik nam de beslissing kort voor de zomervakantie. Een paar vriendinnetjes uit Dauwendaele zaten al in de brugklas. Zij nodigden me uit voor een schoolfeest in de kantine van ‘De Stedelijke’ aan de Churchilllaan. Wat ik daar zag sprak enorm tot mijn verbeelding. De kantine was afgeladen en bloedheet. Iedereen stond luidkeels de nummers mee te schreeuwen die de band op het kleine podium ten gehore bracht. Het repertoire bestond vooral uit nummers van de Stones en de Beatles, maar op zeker moment werd er ook een hit van Doe Maar gespeeld. Krankzinnige taferelen. Er vielen meisjes flauw, er werd nóg harder gegild en iedereen baadde in het zweet. Ik was verkocht. Dit was de school waar ik moest zijn!

Het was die avond dat ik Hans Walrave voor het eerst zag. Hij was de drummer van de Lerarenband. Dat hij Hans heette wist ik toen nog niet. Iedereen noemde hem ‘animal’. Dat vond ik uiteraard buitengewoon stoer. Dát kon alleen maar een puike leraar zijn. Pas toen ik eenmaal op school zat ontdekte ik dat Hans helemaal geen leraar was, maar een conciërge. Eind jaren 80 beheerde hij de zogenoemde ‘Straat’ in het gebouw, waar jongeren uit Klarenbeek en andere wijken maar wat graag kwamen om biertjes te drinken of gewoon maar wat rond te hangen. Hans bleek uiteindelijk een van de weinige medewerkers van de SSGM die ik na de middelbareschooltijd niet uit het oog verloor. Dat had alles te maken met Hans’ liefde voor muziek. Als je een concert bezoekt in Middelburg of Vlissingen is Hans bijna altijd van de partij. Als hij zelf niet meespeelt zie je hem wel uit zijn dak gaan in het publiek. Zo kennen alle mensen Hans en zo kent Hans de mensen.

Vorige week zag ik hem op het terras. Hij vertelde dat hij vanaf vandaag, 21 november, zijn oude werk als DJ weer gaat oppakken. Hij gaat rocknights verzorgen in caféSchuttershof in Middelburg. Hij had er overduidelijk veel zin in. Hij vertelde over zijn draaisuccessen eind jaren 60, in bar-dancing Twenty-One van Peter van Dongen, aan de Nieuwendijk in Vlissingen. Over hoe hij bijna al het publiek meetrok toen hij verkaste naar Disco Dancing Long John, van Jørgen Pedersen. Over het bijna instorten van de Kelderbar onder Twenty-One en ook mooi: over de strijd over de vraag wie nu eigenlijk de eerste DJ was van Zeeland: Hans zelf, of die gast van de populaire Image Club in Terneuzen. Stuk voor stuk prachtige verhalen, die Hans nog steeds met veel enthousiasme vertelt. Te gek man hee! Iets zegt me dat hij meer dan 40 jaar na dato weer net zo gaat draaien als toen: letterlijk uit zijn plaat bij alle verzoekjes die hij krijgt. Dat is Hans. Onverwoestbaar. Of zoals hij het zelf zegt: “zonder muziek word ik ziek”.

Barcodes: Blitse cocktails bij Jacky Blitz in Brit

Gert,_Ad,_Rob_en_Grace

Een foto is vaak het perfecte voertuig van de associatie, dat vaak bemoste bruggetje naar het verleden. Zo vond ik laatst een snap shot uit de jaren ’70 genomen op het Badstrand in Vlissingen. Gitarist en banjospeler Gert de Meijer kijkt wat dromerig voor zich uit of hij concentreert zich, want hij moet straks optreden. Rechts naast Gert zit pianist Ad Meeusen en daarnaast ondergetekende – jongens waren we; maar aardige jongens, al zeg ik het zelf. Ad, die mijn buurjongen op de Markt in Middelburg was, heeft ooit eens gepoogd me gitaar te leren spelen, maar het intro van Cliff Richard’s The young ones kende voor mij al te veel haren en snaren.

Deze zomer had ik het genoegen de morgenkoffie op het terras van Seventy Seven te delen met de gebroeders Feij uit de havenstad V. We kwamen te spreken over het fantastische boek Brommers, gitaren en spandoeken van Jan J.B. Kuipers waar Henk Feij zo’n belangrijke bijdrage aan heeft geleverd. Het gesprek kwam op Ad Meeusen die in bands als Home of brew en Highway 61 heeft gespeeld, maar ook in allerlei formaties die tijdens de zomermaanden Zeeland onveilig maakten. Ik vertelde een tijdje roady bij zo’n formatie te zijn geweest waarin o.a. Cees Meerman en Danny Lademacher speelden – kort daarna vertrokken ze naar Herman Brood’s Wild Romance. Tussen de sets rookte ik buiten weleens een pretsigaretje met Cees die de blowsessie vaak afsloot met de woorden: “Even angels eat beans”. Henk zei dat het de titel van een Bud Spencerfilm was; Cees kende zijn klassieken beter dan ik.

Het uitgaansleven in Vlissingen was verre van pianissimo – zie www.vlissingendronk.nl – toen pianist Willem Keijn in de jaren ’20 bij Royal in de Badhuisstraat concerteerde. In de jaren ’40 speelde Keijn straatpiano en tevens de held door het Wilhelmus onder de oren van de bezetter ten gehore te brengen. Leen Zietse was dan weer de pianist die in de jaren ’60 Britannia tot de danstempel van de stad maakte. Jacky Blitz, de zelfverklaarde wereldkampioen cocktail shaken, bemande de bar van Brit in die tijd. Later verkaste Jacky naar nachtbar Chez verre d’or in de Middelburgse Reigerstraat waar ik samen met Jaap, Harm en Yntze de studiebeurs van de laatste fortissimo stuk sloeg.

Het leven was verrukkelluk, weet je wel. Dave Berry sorteerde zijn strange effect in La Cave en Pink Floyd speelde in het Concertgebouw; kortom Vlissingen was de muzikale navel van de wereld. Helaas heb ik beide evenementen niet meegemaakt, te jong, maar ik zag later wel Moreman’s Privacy van Cees Meerman en Papa Long John van Jørgen Pedersen optreden; de Midnight Specials in de Fik waren al lang vaste prik. Na afloop van dergelijke excursies werd er gebunkerd bij Pico of de Walk Inn; de inwendige mens verlangt nu eenmaal een vette hap na gedane, grote dorst. Binnenkort moet ik toch eens een tegenbezoek brengen aan Flip en Henk Feij in de havenstad V. – for old times’ sake.

Barcodes: De Vergenoeging in Middelburg, al bijna 220 gezellig besloten

Koophandel_Vergenoeging_StJoris_1895-1900

De huidige hype rondom het werk van de Franse econoom Thomas Piketty heeft de discussie over de kloof tussen arm en rijk flink aangewakkerd. Op Twitter was de man deze week zelfs even een zogenoemd trending topic. Het thema houdt blijkbaar duizenden mensen bezig. Nu is dit geen onderwerp waar ik, als leek op economisch gebied, mijn vingers aan wil branden, maar de discussie doet me wel meteen denken aan (de geschiedenis van) het horecaleven. Met een beetje goede wil zijn er parallellen te trekken. Als je heel kort door de bocht gaat kun je stellen dat mensen die weinig geld hebben nauwelijks uitgaan, dat de middenklasse de belangrijkste doelgroep is van de meeste horecagelegenheden en dat de elite zich vooral laat zien in exclusieve restaurants en clubs.

In de praktijk ligt dat uiteraard genuanceerder. Natuurlijk, je had en hebt altijd en overal van die zaken die er bekend om staan dat er veel mensen uit de lagere inkomensgroepen komen, of juist uit de hogere, maar er zijn ook veel cafés met een gemengd publiek. Wat dat betreft spreken veel mensen met een glimlach over zaken die juist dáár bekend om staan. Van café Kanaalzicht in Middelburg wordt bijvoorbeeld nog altijd gezegd dat een directeur of arts er net zo makkelijk een borrel zit te drinken met een havenarbeider. En een dorp als Grijpskerke heeft niet zo gek veel alternatieven voor café In de Gouwe Geit. Dan mengt het publiek als het ware vanzelf.

De enige etablissementen die, naast sterrenrestaurant en exclusieve sportclubs, een echt klassenverschil uitstralen zijn de sociëteiten, op Wikipedia omschreven als ‘besloten gezelligheidsverenigingen’. Die bestaan, soms eeuwen na hun oprichting, nog steeds, ook al is hun aanwezigheid tegenwoordig misschien wat minder opvallend, omdat ze nu huizen in wat minder prominente gebouwen van een stad.

Een voorbeeld daarvan is de Middelburgse Herensociëteit De Vergenoeging, gevestigd in het fraaie pand Le Baron Chassé in de Gortstraat. De geschiedenis van die sociëteit begint bij de oprichting in 1795 en is mooi samengevat in het boek ‘200 jaar Sociëteit de Vergenoeging’, van Rinus Sanderse. De Vergenoeging kwam letterlijk midden in de samenleving te staan toen men in 1803 verhuisde naar het pand aan de Markt, waar nu Brooklyn is gevestigd. Daar groeide de vereniging vervolgens behoorlijk. In de loop van de 19e eeuw werden ook de naburige panden gekocht, zoals ‘De Roode Toren’ (nu Tympaan) en later, in 1875, ook het pand van de huidige Zanzibar. In de 20e eeuw werd de sociëteit weer kleiner en geleidelijk laagdrempeliger. Na de oorlog had de sociëteit zelfs enige tijd een publiek toegankelijk restaurant. Na de verhuizing naar de Dam in 1964 veranderde dat weer. De Vergenoeging werd weer de exclusieve herenclub die het altijd was geweest, alleen toegankelijk door introductie en ballotage. Anno 2014 werkt dat nog steeds zo. Je zou dat een kloof tussen arm en rijk kunnen noemen, maar ik houd het er op dat de notabelen ook gewoon een eigen plek hebben. Het is horeca, maar besloten horeca.