Barcodes: Waarover men wel spreken kan…

Als wij met mensen spreken over de handel en wandel van de Walcherse horeca gaat het meestal over de informatie die we wél delen op de websites. Dat we daar zo zorgvuldig als mogelijk mee om proberen gaan stipte ik al eens aan in ‘Moordverhalen uit de Walcherse horecageschiedenis’ (Barcodes 18 juli 2014). Maar dat we de privacy van mensen respecteren betekent uiteraard niet dat we nooit dromen van een encyclopedie die echt alles in kaart brengt, ook de zaken die het daglicht niet verdragen. Neem nu alle dwarsverbanden die je zou kunnen leggen op het gebied van relaties en seks binnen de horeca. Als je dat ook in kaart zou brengen en zou koppelen aan alle gegevens over exploitanten, medewerkers en klanten van de horeca, dan zou het verschijnsel ‘ons kent ons’ een compleet andere lading krijgen. Hoe vaak er al grappen over zijn gemaakt aan de bar durf ik niet te zeggen, maar feit is dat veel mensen zich wel iets kunnen voorstellen bij domeinnamen als Veerevoosde.nl. Smullen geblazen! Sommigen beweren zelfs dapper dat ze bereid zouden zijn te betalen, voor toegang tot zulke informatie.

Maar hoe verleidelijk en smeuïg zo’n concept ook moge zijn: we gaan onze vingers er natuurlijk niet aan branden. Je kunt het gewoon niet maken om openlijk te benoemen wie het allemaal met wie deden. Dat zou je hooguit kunnen rechtvaardigen vanuit de gedachte dat er zo veel mensen zijn die zich ooit bezondigden aan (on-)gewenste intimiteiten op de werkvloeren van de horeca. Ook in de Middelburgse cafés ondervonden we dat laatste letterlijk aan den lijve, toen begin jaren 90 chlamydia wild om zich heen greep. Chlamydia is al jaren de meest voorkomende bacteriële soa in Nederland. De aandoening is weliswaar goed behandelbaar, maar de symptomen blijven soms lang uit, of zijn niet goed herkenbaar. Daarom lopen veel mensen ermee rond zonder het te weten. In De Faam van 26 juni 1996 lezen we dat in 1995 bij 110.000 mensen een soa werd vastgesteld. In 60.000 gevallen betrof het chlamydia.

Nou, de Middelburgse horeca deed leuk mee, kan ik je wel vertellen. Het begon, zoals zo vaak, met één persoon bij wie de diagnose werd gesteld, en die het fatsoen had dit te melden bij twee dames met wie hij het bed had gedeeld. Die twee lieten zich ook onderzoeken en zagen zich geconfronteerd met dezelfde diagnose. Ook dat duo ging met de billen bloot bij oud-minnaars. Toen ging het opeens hard. Na een paar maanden bleken tientallen mensen het te hebben en al snel werd duidelijk dat lang niet alle escapades even legitiem waren geweest. Man, man, man: het leek wel of iedereen het met iedereen had gedaan. Die barman met die getrouwde klant, zij weer met een andere barman. En zo voort. Het was in feite zo erg dat iedereen er maar wat besmuikt om zat te lachen uiteindelijk. Niemand had er tenslotte blijvend letsel aan overgehouden, en niemand leek van plan om de eerste steen te gaan werpen. Dat was, in tegenstelling tot de genoten seks, wel zo veilig. Inmiddels is het zo lang geleden dat het is verworden tot een mooie anekdote voor bij een biertje, aan de bar. Maar online blijft het een taboe. Of om meneer Wittgenstein maar eens vrij te citeren: waarover men wel spreken kan, daarover kan men niet schrijven.

Barcodes: Twee reebruine ogen keken de jager aan

De Middelburgse kaaien waren van oudsher naast goede voornemens toch vooral geplaveid met herbergen, bierhuizen en logementen. Een wandeling in noordelijke richting vanaf de Nieuwe Haven bood al in de zeventiende eeuw een scala aan mogelijkheden voor de dorstige passant. Niet zo gek natuurlijk, want aan de kaaien was het een komen en gaan van allerlei platbodems en hoogaarsen. De Turf-, Hout- , Londense-, Bier- en Rouaansekaai spreken voor zich – het is mooi dat de geschiedenis van de stad voortleeft in de straatnamen die ieder een eigen verhaal te vertellen hebben. Ed de Graaf’s prachtige boek d’ Guld Waerelt; De wondere huisnaamwereld van Middelburg is nog steeds een leidraad voor Middelburgdronk bij de verfijning van die verhalen.

Het verhaal van het pand Rouaansekaai G 115 is er een om in te lijsten. De stadsrekening van Arnemuiden meldt in 1620: Betaelt aan Cornelis Aertsz. Weert in de Florentijnsche lelie tot Middelburch over verscheyden gelagen tsynen huysse met diversche heeren ende andere persoonen noodige affaien vande stadt vertoont – de rekening van de gelagen bedraagt ruim 6 pond Vlaams, zeg maar ruim 18 euro. Na de Florentijnsche Lelie wordt Rouaansekaai G 115 achtereenvolgens het adres van: de Drie Indianen, de Drie Morianen, het Schippershuis, het Rotterdammer Veerhuis, het Rotterdamsch en Goesch Veerhuis, hotel Bal, hotel Hamel, het Zeeuwsch Koffiehuis en caféDe Jager. In de Tweede Wereldoorlog wordt het pand Rouaansekaai G 115 verwoest en verliest Jozias de Jager zijn broodwinning. Maar hij heropent in 1952 zijn café op het adres Rouaansekaai 53 – helaas overlijdt hij dat jaar en wordt de zaak voortgezet door zijn weduwe Huberdina en zoon Frans.

In de volksmond heette het café het Jagertje en werd Frans Sas genoemd; een zweempje François wellicht. Het Jagertje had een klantenkring die vooral bestond uit autohandelaren en zo af en toe een verdwaalde scholier. Bovengetekende dronk er als dorstige RHBS-leerling periodiek een biertje en dat periodieke karakter verdient nadere uitleg. Normaal gesproken laafden wij ons in Seventy Seven, maar die pleisterplaats ging pas om 14.00 uur open dus bij last van vroege dorst werd het de Reutel of het Jagertje. In het Jagertje kon je moeder Huberdina al breiend bij de potkachel uittekenen en ik wenste haar, met mijn brave, reebruine ogen gericht op de bal, altijd beleefd goedemorgen. We dronken flesjes bier, er was geen tap, en hielden ons op de vlakte tot het moment van afrekenen daar was. Op dat moment slaakte er een van ons een luide vloek, wat Huberdina, godvrezend als ze was, in grote toorn deed ontsteken. “Dur uut, Sas, stuur ze dur uut!”, schalde het door en voor de gelegenheid. We moesten vertrekken en hoefden niet te betalen – die truc konden we natuurlijk niet iedere week uithalen, vandaar dat onze gelagen een periodiek karakter hadden. Nadat Huberdina in 1973 was overleden ging het bergafwaarts met Sas tot hij 3 jaar later, zoals een Middelburger dat eens formuleerde, zijn pet in het water gooide en eronder ging zitten.

Barcodes: Het meisje van je dromen

Connie_en_CeesNu de discussie over nachtvergunningen in Middelburg weer volop wordt gevoerd denk ik terug aan de jaren 80 en 90. Het was toen niet zo dat er veel meer zaken open mochten zijn ’s nachts, maar de etablissementen van toen waren wel iets groter dan de huidige. Zo ook de Stadsdanszaal, die tussen 1989 en 1997 was gevestigd in de Beddewijkstraat, in het pand waar nu podium De Spot zit. Daar kwamen wij als twintigers graag. Die discotheek richtte zich op verschillende doelgroepen, waardoor het er altijd wemelde van de oude bekenden. Toen het management op zeker moment besloot af en toe zogenoemde Rock Nights te organiseren konden wij ons geluk helemaal niet meer op. Eindelijk een danstent waar je uit je plaat kon gaan op de klanken van Nirvana, Pearl Jam en Stone Temple Pilots! In een discotheek als de Hooizolder werd je zonder pardon naar buiten gedirigeerd, als je daar alleen nog maar aan dacht.

De omslag kwam -voor ons boeren- toen de Danszaal zich meer en meer ging richten op het echte danspubliek, naar model van de grote discotheken in België en de Randstad. (Acid-) House was in opkomst en sloeg ook aan in Zeeland. Tijdens het eerste grote feest gingen ook wij helemaal uit ons dak (en dat zonder xtc!) maar we hadden al snel in de smiezen dat je tijdens die avonden weinig anders kon doen dan dansen. Dat was slecht voor de dorst. Omdat je verderop in de straat ’s nachts inmiddels ook terecht kon bij de Rooie Oortjes was het pleit snel beslecht: wij kozen voor de kroeg en bezochten de Danszaal alleen nog sporadisch.

Toch was het juist in die overgangsperiode dat ik één van de meest gedenkwaardige avonden in de Danszaal beleefde. Connie de Lange organiseerde het eerste extravagante evenement in de zaak, onder de naam Hysterical. Toen ze mij vroeg om die avond als ‘stagemanager’ mee te helpen, twijfelde ik geen moment. Dat leek me een stoere klus. Een beetje helpen met de rekwisieten en opruimen, maar vooral: zorgen dat het de optredende artiesten aan niets zou ontbreken. Een leuke bijkomstigheid was dat Kentucky Martha de hoofdact was. Dat was de artiestennaam van Martin Samson, een oud-klasgenoot van de lagere school, die -inmiddels Amsterdammer- een bescheiden hit had gescoord met het nummer I’m the girl of your dreams.

Toen het evenement eenmaal daar was wist ik niet wat ik zag. De tent zat ramvol, met heel veel nieuwe gezichten. Voor mij voelde die avond alsof heel homoseksueel Zeeland opeens uit de kast kwam. Onzin natuurlijk, maar feit is wel dat ik toen voor het eerst mannen en vrouwen zo massaal openlijk zag uitkomen voor hun geaardheid. Ze waren in de meerderheid en genoten daar met volle teugen van. Het was één groot, hitsig feest. Of die avond ook iets heeft betekend voor de acceptatie van ‘de homescene’ in Middelburg durf ik niet te zeggen, maar 20 jaar na dato beschouw ik 1995 nog steeds een beetje als een mijlpaal. Als het jaar waarin de losbandigheid van steden als Amsterdam eindelijk éch was doorgedrongen tot de provincie.

Barcodes: Miene van Bram was een diek van een wuuf

Miene_Verhulst_en_Janus_Huibregtse_ca._1935

Ik voel me, zoals ik al eerder schreef, als geboren Middelburger toch ook een beetje Westkapellaar – zeg maar een butendieker met binnendorst. Zo voelde ik me ook blij toen Adriaan Verhulst in 2006 De Valk aan de Zuidstraat 97 weer een Westkappels gezicht gaf. Dat betekende na tante Sjaan Pekaar, de Van Belzen’s en De Nooijer’s een welkome terugkeer naar de horecaroots van het dorp waarmee de naam Verhulst, evenals Minderhoud en Gabriëlse, onlosmakelijk verbonden is.

Het zou mooi zijn als Adriaan Verhulst familie, al was het maar in de verte, van Miene Verhulst is; Miene van Bram voor de goede verstaander. Miene begon haar horecacarrière met echtgenoot Wannes Minderhoud in het tramstation van Sint Janskerke – Wannes was stationschef terwijl Miene de reizigers van een natje en droogje voorzag in de wachtkamer die ook als café dienst deed. In 1913 kwam café De Valk te koop en dat was een gelegenheid die Miene en Wannes niet voorbij konden laten gaan. Een jaar later werd Wannes gemobiliseerd en hij overleed twee jaar later aan een longontsteking of tbc. Miene zette de tering naar de nering en begon kamers boven de zaak te verhuren en zo ontmoette ze Willem van Mill uit Velsen waar ze in 1918 mee trouwde. Zo trouwde Miene dus met een butendieker, maar wel een met een vooruitziende blik. Willem zag mogelijkheden tot expansie; er kwam een bovenverdieping op het pand en De Valk werd een hotel.

Kunstschilder Charley Toorop had het niet zo op het chique Domburg waar vader Jan zijn domicilie had en daarom nam ze in 1924 een kamer in De Valk. Charley werd er al snel kind aan huis en zij en Miene werden vriendinnen. De voorraadschuur deed dienst als atelier en Westkapellaars als model. Zo ontstond het beroemde schilderij ‘Aan de toog’ met Miene die een biertje tapt en Janus Huibregtse (Jôôs Fret) die wat dromerig voor zich uit staart, maar ook het ingetogen portret van Miene’s kleindochter Ans Dingemanse. In de loop der jaren kwamen er nog meer bekende gasten in het hotel, zoals burgemeesterszoon en vliegenier Jons Viruly, dokterszoon en dichter Jan Campert,Wim Kan en Corry Vonk.

Wanneer Willem van Mill in 1930 overlijdt, staat Miene er weer alleen voor; ze gaat echter onverstoorbaar door. In W.O. II gaat de zaak ten onder, maar Miene, de diek van een wuuf dat ze is, komt boven en opent in 1947 het herbouwde De Valk op het huidige adres. Aangezien Miene gezien was in het dorp, liep de zaak van meet af aan als een tierelier. Je kon er bomen aan de bar, biljarten of een kaartje leggen en tijdens de kermis werd er gedanst op levende muziek. Miene doet de zaak in 1953 over aan haar nichtjes Miene en Tiene de Vos – ze overlijdt in 1961 op 78-jarige leeftijd. Als ik nu een kamer neem in De Valk, weet ik zeker dat ik zal dromen van Miene, Miene van Bram.

Barcodes: Proosten op vakidioten

Azijnfabrikant_Mes

Over vakidioten kun je van alles zeggen. Ze slaan soms een beetje door. Ze zijn soms misschien iets té specialistisch. Dat beeld klopt ongetwijfeld, maar ik heb toch een zwak voor mensen die ergens écht diep induiken, of die veel tijd stoppen in liefhebberijen, ook als het gaat om onderwerpen die mij persoonlijk wat minder interesseren. Zo zat ik onlangs hardop te lachen toen ik op Facebook een discussie volgde over een oude Middelburgse foto, in dit geval van een kermistafereel. Omdat dit een evenement is dat raakvlakken heeft met de geschiedenis van de horeca, volgde ik de dialoog. Iemand stelde dat de foto van een bepaald jaar was. Die vergat echter dat de ander Peter Lenting was, een echte kermisfanaat. Die gaf al vrij rap uitsluitsel over de werkelijke datering: “Even op de computer gekeken , en ik kan nu met een gerust hart een positief antwoord geven. Deze foto is uit het jaar 2008, het 2e jaar dat de No limit in Middelburg op de kermis stond. 2007 het eerste jaar. Daarna 3 jaar de booster van Ordelman , toen 1 jaar de booster die nu van Spelbrink is (ipv de aangekondigde Booster Maxx van Ordelman) en de laatste 2 jaar de Booster Maxx.” Zo’n reactie vind ik dus prachtig. Het verraadt de passie van deze man.

Toon Franken, medewerker van het Zeeuws Archief, en co-auteur van het prachtboek Hop en Gerst veredeld, is ook een vakidioot. Dat zie je onder meer terug in zijn hobbyproject Briefhoofden en reclameafbeeldingen. Toon doet ook acquisitie van collecties bij het Archief en krijgt regelmatig dingen in handen die niet in aanmerking komen om te worden bewaard door het archief (daar moet nu eenmaal streng geselecteerd worden), maar die wel verdomd interessant kunnen zijn voor onderzoekers, zowel de professionals als de amateurs.

Ik herinner me nog dat Toon de nota’s waar de briefhoofden van afkomstig zijn, net bemachtigd had. Ik geloof dat hij ze vond in een paar dozen van een oude oesterleverancier in Yerseke. De dozen roken zelfs nog een beetje naar vis. Ik denk dat veel archivarissen de dozen, met inhoud en al, zonder meer zouden hebben weggegooid. Toon niet. Veel van die oude briefhoofden zijn namelijk niet alleen buitengewoon fraai, ze bevatten ook veel waardevolle informatie over de afnemers. Winkeladressen, persoonsnamen; details die je elders niet vindt. Voor projecten als Middelburg Dronk en Wij zijn De Stad zijn het zonder meer waardevolle gegevens. Voor Toon voldoende aanleiding om de documenten in zijn vrije tijd in te scannen en voorlopig in alfabetische albums te ontsluiten via Facebook. Dat platform heeft met de duurzaamheid van archieven uiteraard niet veel van doen, maar het is honderd keer beter dan het zomaar weggooien van deze pareltjes.

Het is een vorm van liefde voor het vak, die me doet denken aan fultonhistory.com van amateur Tom Tryniski. Op die lelijke website heeft één man in zijn vrije tijd meer dan 29 miljoen (!) Amerikaanse krantenpagina’s ontsloten, die hij zelf digitaliseerde met een eenvoudige scanner. Daar kan de Krantenbank Zeeland (iets meer dan 2 miljoen pagina’s) nog een puntje aan zuigen.

https://www.facebook.com/Briefhoofden