Ìn het jaar 1862 openen Jacob Binneweg Gabriëlse en echtgenote Neeltje Adriana Dekker herberg In de Zwaluw aan de Noordstraat 37 in Westkapelle. Jakob’s tweede voornaam is een verwijzing naar dominee Binneweg die destijds ‘Het Woord’ in de kerk verkondigde. Jacob en Neeltje krijgen vijftien kinderen waarvan er zeven op wel erg prille leeftijd overlijden. Opgroeien was geen vanzelfsprekendheid midden 19e eeuw. Zo werden er drie Pieternella’s geboren, maar slechts de vierde Pieternella was een langer leven beschoren. Aangezien Jacob ook boerde, kwam het werk in de herberg, zeker overdag, vooral op de schouders van Neeltje terecht. Door de jaren heen namen de opgroeiende kinderen haar veel werk uit handen en leerden zo en passant het handwerk van herbergier. Wanneer Jacob in 1905 overlijdt (Adriana overlijdt drie jaar later) wordt In de Zwaluw al uitgebaat door vier van zijn kinderen: Andries, Jacob Binneweg jr., Jasper en de vierde Pieternella, bijgenaamd Pietje van Binnen. Misschien heeft broer Johannes ook nog in de zaak gezeten, maar die is in 1900 vertrokken naar het Zeeuws Koffiehuis aan de Rouaansekaai in Middelburg.
Het feit dat ik een butendieker ben, laat onverlet dat ik me als Middelburger toch een beetje Westkapellaar voel. Hoewel niet in hart en nieren, dan toch wel uit volle borst. Natuurlijk heb ik voor deze Kroegpraat de klassieken van Westkapelle herlezen. Het zeer leerzame ‘Westkapelle, Bevolking, Westkappelsche Dijk’ van K. Baart bood weinig soelaas. ‘Dorp aan de Zeedijk’ en ‘Tussen Dijk en Toren’ van Krijn Faase (de Sampetter) boden wat dat betreft meer aanknopingspunten. Maar pas in ‘’t Oude Westkappelse leefpatroon’ van Willem ‘de Redder’ Gabriëlse viel alles op zijn plaats. Gabriëlse, die overigens vaste klant in Tramzicht aan de Poppekinderseweg was, schrijft het volgende: ‘Naar ik meen was De Zwaluw een stille, niet best lopende herberg. Drie broers en een zuster, Jasper, Jacob Binneweg, Andries en Pieternella Gabriëlse, runden de zaak. Rustige mensen, allen ongehuwd, met weinig doorzettingsvermogen. Later is het café tot woning omgebouwd’. Hoe dieper je spit, hoe vetter de pieren, hoewel er af en toe ook weleens iets aan de oppervlakte wemelt.
Toen ik Willem Gabriëlse’s karakteristiek van In de Zwaluw las, stemde me dat melancholiek. Al dan niet verstokte, rustige vrijgezellen die het aan doorzettingsvermogen ontbrak en gezamenlijk een stille zaak runden. Dat ging in die tijd wel anders in het Kasteel of het helaas nog steeds gesloten Koffiehuis. Daar waren de mokjes jenever niet van de lucht en tijdens de kermis werd er gefeest tot het licht werd en weer donker. Op de foto glinsteren de ogen van stille Pietje van Binnen, die achter de toog van de herberg staat, me tegemoet. Haar ogen doen me een vuur vermoeden dat, eens ontbrand, moeilijk te blussen zou zijn geweest, maar één zwaluw maakt nog geen zomer. De laatste advertentie van In de Zwaluw verscheen in de Middelburgsche Courant van 26 juli 1917. Daarna ontbreekt elk spoor van de herberg die later tot woning werd omgebouwd.