Kroegpraat: De mosselman van Vrouwenpolder

Een dikke maand geleden vond er in Seventy Seven aan de Middelburgse Markt een memorabele, culinaire reünie plaats. Twintig jaar geleden kookte een kwartet jonge koks in hun stamkroeg onder de noemer ‘Seventy Culinair’ de sterren van de hemel. Die koks aan het begin van hun carrière waren Marco Adriaanse, Edwin Joosse, Michel Louws en Remco van Schijndel. Marco werkte toen in de Bourgondiër in Vlissingen, Edwin in Duinoord in Vrouwenpolder, Michel in Visûûs de Bakkêête in Middelburg en Remco in de Boekanier in Vrouwenpolder.

Nu hebben ze allemaal hun sporen achter de kachel ruim verdiend. Ze zouden zo langzamerhand al een beetje kunnen uitbuiken. Niets is minder waar, want Michel heeft de Timmerfabriek in Vlissingen naar een hoger niveau getild, terwijl Marco in het pand naast zijn restaurant Peper en Zout in Middelburg furore maakt in het Zeeuws Ministerie van Chocolade en Culinaire zaken. Remco en Edwin hebben nog steeds een band met Vrouwenpolder. Remco, chef in het restaurant van Ter Reede in Vlissingen, stond er in september nog mosselen op te schudden tijdens het jaarlijkse Mosselfeest.

Edwin is altijd in Vrouwenpolder blijven hangen. Hij wordt rond 2010 met echtgenote Annetien eigenaar van de Heksenketel aan de Elzenoordlaan. Ze nemen de zaak over van Pieter en Monique Duvekot-Klootwijk en Huibert en Janet Watel-Duvekot. Nu zijn de Duvekot’s natuurlijk al sinds jaar en dag met de Vrouwenpolderse horeca getrouwd. Pieter zit, met zwager Huibert Wattel, in Duinoord, maar de meest tot de verbeelding sprekende Duvekot was Willem, die tot op 93-jarige leeftijd café de Koophandel aan de Dorpsdijk bestierde. Hij is gestorven in het harnas. Zijn kleinzoon Wim koopt de zaak voor 10.600 gulden, maar verkast in 1977 naar de Elzenoordlaan. Het splinternieuwe café verandert van naam, de Koophandel wordt de Polder. Rond 1997 maakt de Polder plaats voor een kapsalon dat in 2003 is geknipt en geschoren als pannenkoekenhuis de Heksenketel in het pand wordt geopend. De horecacirkel is weer rond, zoals dat ook al het geval in de Boekanier is. Daar nemen Anthon van de Giessen en zus Joyce in 2009 de zaak over van hun ouders Leen en Addy. Hoe kan het ook anders, Addy is een Duvekot.

Edwin en Annetien zullen best nog weleens pannenkoeken bakken, maar het culinaire bloed van Edwin kruipt waar het niet gaan kan. Het avontuurlijke bloed dat hij, evenals Marco, Michel en Remco, in het begin van zijn carrière had, is altijd blijven kloppen. Dat heb ik gemerkt tijdens de reünie in Seventy Seven. Alles smaakte avontuurlijk en voortreffelijk, maar ik had toch wel een zwak voor de ‘Hulde aan de al dan niet gerookte zalm’. Een vis behoort te zwemmen, want anders komt hij om van de dorst. Die dorst werd en wordt in Seventy Seven ruim en veelvuldig gelest. Niet alleen door de gasten, want ook de koks zullen tussen de gangen door wel een biertje in de keuken hebben gedaan. Het was een onvergetelijke avond en nog lang onrustig in de stad.

Kroegpraat: Schuiven in stationsrestauratie

De heer P. Coumans heeft na 32 jaar besloten een punt te zetten achter de Stationsrestauratie aan de Kanaalweg in Middelburg. Coumans nam de zaak in 1983 over van de Nederlandse Spoorwegen (NS) en vindt dat het nu genoeg is geweest en tijd voor zijn pensioen. De NS heeft geen behoefte aan een nieuwe eigenaar, dus er dreigt letterlijk een vacuüm te ontstaan. De spoorbazen willen dat hij op 31 december van dit jaar zijn deuren sluit, maar Coumans hoopt tijd te rekken tot 28 februari. Zo krijgt zijn personeel meer tijd om een andere baas te zoeken.

De geschiedenis van de stationsrestauratie begint bij de opening in 1872. Dirk Dronkers, een Middelburgse aannemer, vraagt al in 1845 een concessie aan voor een spoorlijn op het traject Vlissingen-Middelburg-Bergen op Zoom, maar moet tot 1872 wachten op de realisatie. De heer W.B.F. Boekhout is de eerste pachter van ‘de bediening van het Buffet aan het Station te Middelburg’. Hij wordt in 1876 opgevolgd door Simon Compter, die later zijn sporen in de Middelburgse horeca nalaat. Compter zit achtereenvolgens in de Buitentuin aan het Noordbolwerk, de Pauw aan de Stationsstraat (nu Kanaalzicht of De Reutel) en café Neuf aan de Loskade.

Daarna zijn er nog vele pachters de revue gepasseerd, eigenlijk te veel om op te noemen. Laat maar gaan dus. Wie er echter altijd in de buurt van de stationsrestauratie is geweest, is Herman Sul. Oudere Middelburgers weten van de pet en de rand. Sul onderhoudt van 1944 tot 1969 een bestel- en afhaaldienst. Het station is daarvoor natuurlijk de aangewezen plaats. Hij, altijd getooid met een leren jas en NS-pet, is met zijn motorbakfiets een vaste waarde in het straatbeeld. Sul woont in de Lange Noordstraat waar een bordje met ‘H.D. Sul Kruier N.S. 1 x Bellen’ de gevel siert. Daar kun je niet langs kijken. De stationsrestauratie heeft een zeer diverse clientèle van gaande en komende passanten. Eind jaren ’70 komt er dagelijks een groep autohandelaren om de koffie of wat sterkers. De beroepsgroep kun je schilderen in het Jagertje aan de Rouaansekaai, maar als die in 1976 sluit, zijn ze ontheemd en gaan ze op zoek naar een gezond alternatief.

Ik bewaar prille herinneringen aan de stationsrestauratie, want ik ging er met mijn ouders op 3-jarige leeftijd voor het eerst uit eten. Vergezeld van m’n eigen bestek zat ik aan tafel, nog wat klein voor het tafellaken, maar wel met een servet. Op dat servet legde ik braaf mijn bestek dat bestond uit een lepel en een vork. In plaats van een mes lag daar een zogenaamd schuivertje, een langwerpige, metalen rechthoek die als een vork in de steel zat. Het schuiven was niet van de lucht en hoewel wellicht wat omslachtig, raakte mijn bord toch schoon leeg. Helaas ben ik vergeten wat ik destijds heb gegeten. Een Wienerschnitzel misschien, of een Russisch ei, want ik was al op jonge leeftijd internationaal georiënteerd. Het zal voor altijd een raadsel blijven wat ik heb zitten schuiven in de stationsrestauratie.

Kroegpraat: Drinken en swingen in Dishoek

Als ik een half rondje Walcheren op de fiets doe beland ik negen van de tien keer op het terras van eetcafé Duinlust. Het is goed toeven bij Yuri en Suzan Hendrikse. En een biertje gaat er bij een dorstige fietser als bovengetekende altijd wel in. Ik kwam vroeger ook al in Duinlust, eerst bij Joop en Koosje van Leeuwen en later bij Jurben en Inge Ubbink waar vaak levende muziek was en men soms met schwung swingde of het leven er vanaf hing. Het is de uitgelezen plaats om, als ik ooit nog eens een boek over Veere Dronk ga schrijven, in pension te gaan. Met de neus op de geschiedenis, dus wat wil je nog meer?

De geschiedenis leert dat er links van Duinlust, als je met je rug naar de duinen staat, nog een zaak was. Cornelis Wisse en echtgenote Jacomina Marijs openden daar, op Hemelvaartsdag 1930 Paviljoen Dishoek. Het was een cafeetje waar je naast ‘goede consumpties tegen matige prijzen’ ansichtkaarten, sigaretten en sigaren ook strandartikelen kunt kopen. Er zal vast wel een jukebox hebben gestaan en op die Wurlitzer of Rock Ola kon je toen vast, na inworp van een dubbeltje of kwartje, het nummer ‘Swing me to sleep drummerman’ van The Ramblers laten horen.

Mijn vader, die nog gedrumd heeft in The Orpheans uit Goes en later bij het Middelburgse Overschotje, was een groot fan van The Ramblers, die onder leiding van Theo Uden Masman in ‘gansch’ Nederland furore maakte. Ik draai de platen van The Ramblers nog regelmatig en herhaal vaak het nummer ‘Het proces van Pietertje Swing’, de drummer van de band die ‘snoesje Loesje’ sloeg, en denk dan terug aan mijn vader Piet. ‘Iit don’t mean a thing if it ain’t got that swing’.

Afijn, in 1948 heropenden Cornelis en Jacomina hun zaak die vanaf dan Café Dishoek heette en waar je ook in pension kon. Begin jaren ’60 kocht de firma Loontjes de zaak. Zij bouwden een annex die fungeerde als automatenhal waar op onder meer eenarmige bandieten en flipperkasten kon worden gespeeld. Dave Borstlap vertelde me dat zijn moeder Cocky Engelman vanaf 1965 het café uitbaatte en de pensionkamers weer in ere herstelde. Dave kan er prachtige verhalen over vertellen, ook over de lagere school in Koudekerke waar hij dagelijks naar toe fietste. We leerden elkaar kennen op de RHBS aan de Middelburgse Sint Pieterstraat. Hij was toen nog een broekje en ik al een hele Piet.

In 1978 openden Thijs Vierling, ons kent ons, en echtgenote Riet van der Walle het Pannekoekenhuisje Dishoek. De rest is geschiedenis met een triest randje. Het Pannekoekenhuisje Dishoek wordt namelijk in 2015 geslecht door een projectontwikkelaar met enigszins monomane plannen. Zo zal het altijd zijn, het verleden dat wordt ingehaald door de tijd die niet maalt om schoonheid, laat staan geschiedenis. Gelukkig is eetcafé Duinlust niet ten prooi gevallen aan de slopershamer en kan ik altijd nog drinken en swingen in Dishoek bij Yuri en Suzan.

Kroegpraat: Geen dag zonder de Lange Jan

Cap en Grace van Dalen zijn dol op Middelburg en zijn geschiedenis. Toen bijna twee jaar geleden de kans zich voordeed om een café te beginnen, hoefde het stel dan ook niet lang na te denken. Het voelde bijna als de hoofdprijs in een loterij, zeker voor Cap. Hij werkte vele jaren voor een Middelburgse drankenhandel, maar riep al van jongs af aan dat hij ooit zijn eigen zaak wilde beginnen. Op 1 april 2014 werd zijn droom werkelijkheid. Op die dag opende het stel na een grootscheepse verbouwing café De Zaak (1), in het monumentenpand Groot Hollandt aan Pottenmarkt 24.

Dat het pand een rijke historie heeft merkte het stel goed tijdens de verbouwing. Ik wipte in die periode regelmatig binnen om de vorderingen te bekijken. Bij ieder bezoek vertelde Cap dan lachend wat ze nu weer allemaal hadden aangetroffen bij het afbikken van een muur of het uitgraven van een kelder. De ene keer kwam er een oude muur tevoorschijn, de andere keer stuitten de bouwvakkers op een oude bakkersoven. Prachtig. Het was alsof de geschiedenis, waarin wij eerder al namens Middelburg Dronk hadden zitten graven, opeens tot leven kwam. Op een kaart van Middelburg uit 1575 had ik gezien dat er toen al bebouwing was op die locatie. De vondst van de oven kon ik ook wel verklaren. Op de website staat een advertentie uit de Middelburgsche Courant van 1849, waarin J.W. Veraart aankondigt dat hij zijn ‘Bakkers-affaire’ heeft geopend op Pottenmarkt K 192, het oude adres.

De bewoners van Groot Hollandt zijn sinds Veraart bijna niet te tellen. Je had bakker Snoek, begin 20e eeuw en in de jaren ‘30 kapper Verelst. Adriaan Burger opende er halverwege de jaren ‘60 een tweede vestiging van zijn chocolaterie. Het caféleven begon er in 1971, toen rijwielhandelaar De Pree er café Old Dutch opende, een zaak die ook bij veel vrouwen nog in het geheugen staat gegrift, omdat de knappe muzikant en charmeur Turry Thurnim er achter de toog stond. Daarna volgden nog café De Kreukel, van de altijd zingende Aart van de Gruiter, en de cafés ’t Hoekje en ’t Geintje.

Maar nu dus De Zaak. Het mooie is dat Cap en Grace het historische karakter van het pand hebben teruggehaald, maar tegelijkertijd ook hebben gebroken met de wat donkere uitstraling die de kroeg in de 35 jaar daarvoor had. Het café is nu licht en open, maar voelt nog steeds als een zaak die er al jaren zit. Dat heeft alles te maken met de inrichting en alle Middelburgse voorwerpen en symbolen aan de muur.

Dat voelt vertrouwd. Het maakt dat het echtpaar tevreden kan terugkijken op de eerste 1,5 jaar. Er zijn inmiddels veel vaste klanten, maar ook toeristen en andere passanten weten het café weer te vinden. Ze moeten er best hard voor werken, maar je voelt gewoon dat Cap en Grace gelukkig zijn met het feit dat ze juist daar kunnen wonen en werken. Bijna iedere ochtend wenst Cap zijn vrienden op Facebook een goedemorgen met een foto van zijn uitzicht op de Lange Jan. Dat zegt genoeg. Dan weet je dat iemand op zijn plaats is, in het hart van zijn stad.

Kroegpraat: Leintje leurde en Pieter tapte uit een ander vaatje

Een paar weken geleden kwam ik m’n oud-collega Hans Bostelaar tegen. We werkten samen op het sportcomplex Nadorst-Nassaulaan. Hans, een begenadigd atleet in zijn gouden jaren, vroeg of ik al eens wat geschreven had over café ’t Wafeltje. Hans kon zich de zaak goed herinneren, want hij had aan de Seisweg gewoond. Daar stond vroeger ’t Wafeltje. Het huis waar Hans woonde werd, evenals het abattoir, geofferd aan de Laan der Verenigde Naties en het deel Seisweg richting Buttinge heette vanaf die tijd Walcherseweg. Afijn, Hans reikte me deze Kroegpraat dus in het voorbijgaan aan.

De zogenaamde lootjesboeken van het Onze Lieve Vrouwegasthuis in de Lange Delft vermelden op 10 augustus 1798 dat patiënte Catharina Kanter meid is van Jan Boedt in ’t Wafeltje op de Seisweg. In de Middelburgsche Courant van 30 januari 1768 staat echter al een advertentie van herberg het Wafelhuis op de Seysweg. De Middelburgsche Courant van 6 december 1859 meldt dat er bij J. Vader, met toestemming van de gemeente Grijpskerke, in herberg het Wafeltje doeken, dassen en Sint-Nicolaas worden verloot. Mosterd na de maaltijd van de versmakking die overal op Walcheren altijd op sinterklaasavond plaats heeft. Het Wafeltje valt weliswaar onder de gemeente Grijpskerke, maar is gevestigd in Buttinge. In 1815 wordt in de Buttingse herberg Het Land van Belofte besloten dat Buttinge en Hoogelande voortaan onder Grijpskerke vallen, de eerste gemeentelijke herindeling. In 1860 zet Vader zijn zaak te koop en ’t Wafeltje wordt verkocht voor 996 gulden. De jaren daarna wordt de zaak nog een paar keer verkocht, maar van eventuele eigenaren ontbreekt vooralsnog elk spoor.

Daar komt in 1886 verandering in, want in dat jaar wordt tuinder Pieter de Klerk eigenaar van ’t Wafeltje. Hij is op 7 mei getrouwd met Leintje Blaas die naast het werk in het café al snel ook haar eigen handeltje krijgt. De oogst van Pieter’s akker moet aan de man worden gebracht en vrouw Leintje doet dat met verve. Ze leurt vele jaren met paard en wagen de vruchten en groenten des velds uit in Middelburg en Vlissingen. Pieter zit ook niet stil wat onder meer resulteert in een bloeiend café en, tussen de bedrijven door, elf kinderen. Oefening baart kinderen, daar komt geen kunst bij kijken. Aangezien ’t Wafeltje aan de weg naar Middelburg staat en Grijpskerke precies in het midden van Walcheren ligt, is er veel aanloop. Van spelerieërs die een rondje Wacheren doen in een verewagen tot de dorstige, toevallige passanten op weg naar nergens en biljarters die hopelijk op tijd krijten. In 1944 moet het echtpaar vluchten voor het water dat Walcheren overspoelt. Zij worden geëvacueerd naar Waarde waar ze twee jaar later hun diamanten bruiloft vieren. Helaas kunnen ze niet terug naar Buttinge en verdwijnt ’t Wafeltje in de vergetelheid der dingen. Pieter overlijdt in 1954 op 92-jarige leeftijd en Leintje volgt hem een half jaar later, 89 jaar oud. Degenen die willen beweren dat werken in de horeca ongezond is, verklaart bovengetekende brooddronken en dwaas.