Kroegpraat: Golfen in Domburg

Sinds m’n oude RHBS-makker en geboren Domburger Cees Maas me een dagje mee naar Domburg nam, was ik verkocht. Domburg liet me, evenals Westkapelle, niet meer los. Niets is mooier dan spitten op grote diepte in de geschiedenis van een Walcherse stad of dorp. Ik was al een stuitje gefascineerd door de Domburgse golfbaan, dus dat was spitten geblazen. De golfbaan werd op zondag 5 juli 1914 geopend. De baan is eigendom van de Domburgsche Zeebadinrichting die wordt geleid door Paul Elout. Paul Elout, getrouwd met kunstenares Mies Drabbe, is in wezen de grondlegger van de Domburgsche Golfclub. De baan wordt beheerd door de sociëteit Luctor et Emergo en vaart dan onder de vlag Luctor et Emergo Golf-Club.

In 1921 wordt de Dutch Open op de Domburgse golfbaan gespeeld en gewonnen door de Brit Henry Burrows. Drie jaar later is het tijdperk van Luctor et Emergo Golf-Club over en is de Domburgsche Golfclub een feit. Mina Provoost beheert van meet af aan het club- c.q. theehuis van de golfclub. Naast thee en koffie kon men er ook een biertje of wat sterkers krijgen. De Domburgsche Golfclub moet in 1941 sluiten, omdat de, nog steeds alom tegenwoordige, noorderburen beslag op het terrein hebben gelegd.
De golfbaan wordt op 16 mei 1955 heropend en het nieuw clubhuis 2 jaar later. Het clubhuis wordt achtereenvolgens beheerd c.q. gepacht door mevrouw Van der Luit, de heer en mevrouw Dik en de heer Passenier. De Domburgsche Golfclub besluit aan het begin van de 21e eeuw dat het tijd wordt voor een nieuw clubhuis dat voldoet aan de eisen van de nieuwe tijd.

In juni 2002 wordt de zogenaamde ‘negentiende hole’ geopend die de naam Clubroom Domburgsche Golfclub krijgt. Robby van den IJssel belandt als beheerder en pachter in een vers gespreid bedje. De horeca vloeide Robby al vroeg door de aderen. Hij zat achtereenvolgens in Amigo-bar, Don Quichotte (samen met broer Rudi en schoonzus Carla), het Koper Galjoen en restaurant de Abdij. Allemaal zaken in Middelburg, maar Robby is dan ook een geboren Middelburger.
In de tijd dat ik als voorlichter bij de gemeente Middelburg werkte, aten mijn baas Klaas en ik op 4 mei altijd in de Abdij. Daar we de Dodenherdenking op het Abdijplein organiseerden, was het zaak met de neus op de feiten te zitten. Robby en Willy bleven speciaal open en serveerden asperges op zijn Vlaams, een delicatesse alsof er een engeltje etc.

Wanneer Robby in 2014 de pijp c.q. golfclub aan Maarten geeft, wordt hij opgevolgd door Etienne Minnaert en die heeft het, sapperloot, ook niet van een vreemde. Het geval wil namelijk dat zijn ouders Renny en Gré samen met broer Prospêr jazzeetcafé Desafinado aan de Koorkerkstraat in Middelburg uitbaten. Je zou het de Middelburgse connectie kunnen noemen, er golfen immers ook veel Middelburgers in Domburg. Ik heb de club nog nooit gehanteerd en denk dat in de toekomst ook niet te gaan doen. Maar misschien kan iemand me als gast introduceren, zodat ik eens in de Clubroom Domburgsche Golfclub kan klinken.

Kroegpraat: Blurring après la lettre

In 2016 doen vijf Zeeuwse gemeenten mee aan de proef ‘mengvormen horeca en detailhandel’, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Die mengvormen worden ook wel aangeduid als ‘blurring’ of als branchevervaging. Het komt erop neer dat veel ondernemers graag ook producten en diensten zouden willen verkopen, die de wet- en regelgeving nu verbiedt. Denk aan een kaaswinkel die een wijnproeverij wil organiseren of aan een café waar kunst wordt verkocht. De uitkomsten van het experiment worden gedeeld met staatssecretaris Martin van Rijn, als hij aan het einde van 2016 de huidige Drank- en Horecawet evalueert. Ook in het geval van deze proef zijn er voor- en tegenstanders. Ondernemers die jarenlang hadden te maken met allerlei regeltjes en bijbehorende kosten vinden het niet eerlijk dat ondernemers uit andere branches in zekere zin mogen concurreren, zonder aan die regels te moeten voldoen. Dat is begrijpelijk. Overheden zouden daar een vorm van compensatie voor moeten vinden. Tegelijkertijd beseffen ook zij dat er veel is te zeggen voor de ondernemingsvrijheid, zoals die bestond in het tijdperk van vóór al die regeltjes.

Hoe zag dat er dan uit? Welnu: de Drankwet werd ingevoerd in 1881. Uit een telling van de gemeente Middelburg bleek dat de stad het jaar daarvoor de nu onvoorstelbare hoeveelheid van 195 ‘tapperijen’ telde, op ruim 16.000 inwoners. Die tapperijen waren echter niet allemaal cafés, zoals wij die nu kennen. Ook in sommige winkels werd alcohol geschonken en soms was een ‘bierhal’ niet meer dan een veredelde woonkamer. Tegelijkertijd waren cafés meer dan horecagelegenheden alleen. Het waren echte ontmoetingsplekken, zoals herbergen dat in de eeuwen ervoor ook waren. In herbergen kon je eten, drinken en overnachten, maar de zaken fungeerden vaak ook als locatie voor kooplieden en notarissen. Er werden huizen en landbouwgronden geveild, maar er werd ook kleding verkocht of medicijnen. Op de sites van Veere Dronk en Middelburg Dronk wemelt het van de oude krantenadvertenties die dat illustreren.

In de latere cafés en koffiehuizen zag je zulke nevenactiviteiten nog lang terug. Er zijn talloze voorbeelden, ook in Middelburg. Rond 1900 adverteert de voorloper van café De Reutel, het Volkskoffiehuis, regelmatig met het aanbod van hoeden en andere kleding. Eigenaar Izaak Pauwe runde in hetzelfde pand ook een tabakszaak. In Sint Joris, de voorloper van Café Bommel, was het op donderdagen een komen en gaan van Walcherse boeren die achterin de zaak hun geldzaken kwamen regelen. Vertegenwoordigers van banken en andere instellingen hielden daar kantoor. Bij de buurman, kruidenier Dronkers, werden hun vrouwen in een achterkamer verwelkomd met koffie en thee, om bij te komen van de reis naar de hoofdstad. Een stukje verderop was café De Koophandel, voorloper van Seventy-Seven, dé verzamelplaats voor bodediensten. In advertenties werd de zaak net zo makkelijk als ‘bestelhuis’ aangeduid.

Ik ga hier niet beweren dat het vroeger allemaal beter was, maar duidelijk is dat mengvormen altijd normaal zijn geweest. En zo voelt het nog steeds. Loop Robuust op de Markt maar eens binnen. Dat is, behalve een koffiebar, ook een platenzaak en barbier. Heel modern en tegelijkertijd ouderwets. En daarom hip. Je zou het met een knipoog ‘blurring après la lettre’ kunnen noemen.

Kroegpraat: Bieren in de Lange Jan

In den beginne, zo rond 1890, opende de Gorinchemsche Bierhal op het adres Koorkerkhof A118, op de hoek van de Reigerstraat in Middelburg. Pieter Jacobus Karreman was de eigenaar en hij was niet voor één gat of zaak te vangen. Karreman zat namelijk in dezelfde periode in een koffiehuis aan de Wagenaarstraat en schonk ook een drankje in het prachtige pand De Steenrotse aan de Dwarskaai. Hij verkocht de Gorinchemsche Bierhal in 1908 aan William Seymour en die veranderde de naam van de zaak in de Lange Jan. Kort geleden liep ik beeldend kunstenaar Han Reijnhout tegen het lijf. Hij is zeer handig met zijn handen en van vele markten thuis. Han vertelde dat hij een afbeelding van een ets had: ‘The Lange Jan Cafe’, Middleburg’. De ets werd rond 1913 gemaakt door de Brit Leslie Moffat Ward. Han dacht dat er misschien wel een verhaal voor de Middelburg en Veerse Bode in zat. Dat verhaal werd dus geschreven. Bij dezen dank ik Han voor de tip. Zo loop ik wel vaker tegen iets moois aan. William Seymour verkocht de Lange Jan in 1923 aan Johannes Brandenburg. Hij koos voor de naam Torenzicht. Zes jaar later verhuurde hij zijn negotie aan Marinus Bek en die opereerde weer onder de naam Lange Jan. Bek was bekend met de uitdrukking ‘adverteren doet verkopen’ en hij adverteerde in 1932 met de tekst: ‘Bier. Bier. Vanaf Donderdag 6 October groot glas bier 10 cent. Café ‘De Lange Jan’, Middelburg. Aanbevelend M. Bek’. Zo kon je voor weinig bieren in de Lange Jan.

Johannes Heeren kwam in oktober 1934 in de zaak. Eind 1935 tekende Johannes Surendonk een huurcontract en hij zette de Lange Jan in het zonnetje. Na vijf jaar van redelijke voorspoed begon de ellende. Het pand leed aan een verzakking en er kwamen grote scheuren in de muren. De Lange Jan moest zowel binnen als buiten worden gestut. De courant schreef: “Naar wij vernemen zal herstel wel niet meer goed mogelijk zijn en zal wel tot algeheelen herbouw moeten worden besloten.” De Lange Jan overleefde de beschietingen of het bombardement – daar raken de historici het nooit over eens- van mei 1940. Toch werd het pand een jaar later gesloopt. Dat betekende het einde van de Lange Jan.

Surendonk zat in 1940 in hotel Sonnevanck aan de Blauwedijk, maar moest het hotel een jaar later van de hand doen. Hij was zeker twee illusies armer en vertrok met meer dan gemengde gevoelens uit Middelburg. Later kwam Piet Maljers in Sonnevanck. Hij zat eerder in de Vriendschap aan de Kapellestraat in Veere. Ome Piet, ik was een oom-zeggertje, is echter een verhaal dat later wellicht nog eens wordt verteld. De teloorgang van de Lange Jan is eigenlijk een historisch misverstand. Men moest en zou herbouwen, maar vergat het pand na herbouw een horecafunctie te geven. Waarom, dat weet niemand. Het was wellicht een dubbeltje op z’n kant. Dat is jammer, want ik had graag nog eens gebierd in de Lange Jan.

Kroegpraat: Aan komen waaien in Aagtekerke

De dorpen aan de kust van Walcheren zijn altijd al rijker met horeca gestoffeerd dan de dorpen in het hart. Niet zo gek, want in de kustplaatsen kwam men kuren of van zee en strand genieten. Vooral Domburg en Westkapelle werden door de eeuwen heen druk bezocht door deze, gene en de toevallige passant. Hoewel pootje baden niet meer is dan voetje vrijen met de zee doet men het van Ritthem tot Vrouwenpolder. Nog steeds. Het vlakke van Walcheren, het landbouwhart, kent voor mij een schoonheid die zee en strand evenaart, zo niet overtreft. De blik heeft altijd ruim baan, aangezien het coulisselandschap gelukkig dun gezaaid is. Ik fiets vaak over het vlakke, zeker in de zomer als de fietspaden aan de kust worden overwoekerd door gehelmde noorderburen en aanverwante dwaalgasten met het paard achter de wagen. Nee, geef mij het vlakke van Walcheren maar dat zelfs in de zomer een oase van rust is.

In het voorjaar fiets ik vaak naar slager Wisse in Meliskerke om daar een streng boerenleverworst te kopen. Heerlijke boerenleverworst die kan wedijveren met de boerenleverworst van slager Koets in Westkapelle. Afijn, na Meliskerke zet ik vaak koers naar andere oorden. Een poosje geleden kwam ik aanwaaien in Aagtekerke. Dorstig als ik was, dorstte ik naar een versnapering, maar helaas was Hotel Kodde gesloten. Het seizoen was nog ver, dus daar had ik alle begrip voor. In Domburg leste ik alsnog mijn dorst. In vroeger tijden, eind 18e eeuw, hadden Leendert Maljers en Janna de Landmeter een herberg annex winkel aan het Dorpsplein in Aagtekerke. De familie Maljers zat tot 1927 in de herberg die in dat jaar werd overgenomen door Andries Dekker. Later kwamen ook zonen Hendrik en Wannes in de zaak, maar dat verhaal is al eerder verteld.

Het verhaal van Hotel Kodde begon in 1961 wanneer Pieter Kodde pension hield aan de Burgemeester Bosselaarstraat 14. Op vrijdag 7 mei 1968 heropende Pension Kodde en was het schoonvader Floris Maljaars die de opening verrichtte, zo meldde de courant. Hij draaide de sleutel om van het pension dat ruimte bood aan 22 personen. Het pand bestond uit ‘een zaal met een zithoek, met vergaderruimte voor 60 tot 80 personen. Voorts zijn er tien twee persoonskamers en twee één-persoonskamers’. Op 13 mei 1987 heropende de zaak opnieuw. Sinds die dag heet het Hotel Kodde. Twee jaar later trouwde Pieter’s zoon Jan met Jolanda Smaardijk en zij kwamen ook in het bedrijf. Toen Pieter Kodde op 8 augustus 1996 overleed, stonden Jan en Jolanda er samen alleen voor. De appel valt in de horeca echter vaak niet ver van de stam. Dat is ook bij de Kodde’s het geval. Zo staat Jan en Jolanda’s zoon Stefan Kodde al een tijdje achter de kachel in het Domburgse Badhotel. Het spreekt voor zich dat ik binnenkort een keer fietsenderwijs poolshoogte ga nemen in Hotel Kodde. Met de wind in de rug hoop ik dan aan te komen waaien in Aagtekerke. Men zij gewaarschuwd.

Kroegpraat: Gezelligheid in hotel du Commerce

Hotel du Commerce aan de Loskade in Middelburg is al jaren een vaste waarde. Reizigers die per trein arriveren, worden als door een magneet aangetrokken door het uitnodigende hotel. Sinds 1997 is Chris Luken eigenaar van du Commerce. Luken verdiende een fortuin aan de zogenaamde Hotelbon en richtte de Fletcher Groep op. Hotel Du Commerce is onderdeel van de Fletcher groep, evenals Hotel Zuiderduin in Westkapelle. Jan Cornelis Verseput opende het hotel in 1885 en trouwde een aantal jaren later met Elisabeth de Kat. Het was met recht een horecahuwelijk, want Elisabeth’s vader Willem Cornelis de Kat was op dat moment eigenaar van logement de Eendracht aan de Varkensmarkt. Ook Jan had het niet van een vreemde, want in 1883 kocht zijn moeder Wilhelmina Verseput-Verhulst het bewuste pand aan de Loskade. Zij opende er een koffiehuis dat de naam Gezelligheid kreeg. En gezelligheid kent geen tijd. Afijn, de gezelligheid kon twee jaar later niet op in hotel du Commerce.

In 1893 werd Verseput eigenaar van hotel de l’Europe in Domburg en zes jaar later opende hij Grand Hotel Verseput aan de Middelburgse Lange Delft. Hij was zoals men dat nu noemt een echte entrepreneur. Abraham van Overbeeke werd in 1917 eigenaar van hotel du Commerce. Hij zat later nog in de Sint Jorisdoelen aan de Balans, Le Baron Chassé aan de Gortstraat en eindigde op het adres Loskade 19. Hier begon hij in 1940 hotel Overbeeke. Rond 1984 opende hotel Le Beau Rivage in het pand en het hotel van Gerard Kooman is er anno nu nog steeds. Vanaf 1936 werd Du Commerce een echt familiehotel in de enge zin van het woord. Hubertus van Waegeningh, die tegelijkertijd de Gouden Zon aan de Lange Delft uitbaatte, werd eigenaar van het hotel. Hij werd op enig moment opgevolgd door zoon Jozef, die Hubertus ook opvolgde in de Gouden Zon. Jozef van Waegeningh was tevens een periode kastelein in sociëteit de Vergenoeging aan de Markt. In 1960 nam Gerardina van Waegeningh de fakkel over van vader Jozef. Ze stond erop mejuffrouw te worden genoemd dus mejuffrouw zou het zijn. Gerardina zat vol plannen en opende in 1975 restaurant de Twee Compagnieën dat een aparte ingang aan de Stationsstraat kreeg. Het restaurant werd van meet af aan gerund door Cor de Koster en Frans d’Huy. De laatste opende later pension Roelant in de Koepoortstraat, nu B&B ‘t Poorthuys. Lo Lagaaij, hij zat eerder in hotel Suisse aan de Markt, werd in 1979 bedrijfsleider in Du Commerce, maar een jaar later verkocht Gerardina haar hotel. Robert Bursian werd in 1980 eigenaar van hotel du Commerce.

Op de beeldbank van de Zeeuwse Bibliotheek staat een vreemde foto van Jaap Wolterbeek waarop bedrijfsleider Frans d’Huy de dis deelt met twee hondjes terwijl Rosemarie Bursian een drankje serveert. Meteen dringt zich Bomans’ regel ‘Ik wou dat ik twee hondjes was dan kon ik samen spelen’ op. Niemand kan van nature zijn hartstocht onderbreken. In 1997 volgde Luken Bursian op en was de cirkel rond.