Barcodes: Duimen draaien in Dorpszicht

Het gaat er binnenkort, storm en weder dienende, echt een keer van komen, van die pelgrimage met ouwe handbalmaat Fred naar Koudekerke. Aangezien zowel Fred als bovengetekende over auto noch rijbewijs beschikken, laten we de pedalen voor zich spreken en wij onderweg ook. Ons reisdoel is eetcafé Dorpszicht van Richard en Tatiana van Nielen waar we wellicht een paar of meer koele blondes zullen heffen op wat was, is en nog komen gaat.

Ik kwam weleens in Dorpszicht in de tijd dat Danny en Magda van Wittene er in zaten, maar meer vroeger, eind jaren ’60 toen de heer Rijckborst het hotel-café annex slijterij uitbaatte. Zijn zoon Daan kende ik van de RHBS, maar mijn weg voerde vooral naar Koudekerke door de meisjes die ik kende van het CSW, je weet wel die school die Hem in al Zijn wegen kent en waar je tijdens feestjes in de fietsenkelder door oppassende leraren uit elkaar werd geplukt als je te dicht op het lijf danste. Dat gebeurde strijk en zet op de laatste plaat van de avond, A whiter shade of pale van Procal Harum. Nee, de vroede vaderen en moederen van het CSW had het niet zo op die langharige jongens die voor de school rondhingen. We huldigden allemaal het standpunt beter langharig dan kortzichtig, reden op een opgevoerde plof (brommer voor de kleinburger) en droegen bij voorkeur Peruviaanse legerlaarzen van het Waterlooplein, een spijkeruniform en bij heftige koude Afghaanse- of lange jassen van Loe Lap.

Door die Koudekerkse meisjes kwam ik ook vaak in het verenigingsgebouw op het Dorpsplein. Oudergewoonte begon het dansen daar met twee rijen tegenover elkaar staande jongens en meisjes, maar dat verwaterde naarmate de muziek verlangzaamde. De heer Rijckborst moest nogal eens uitrukken omdat de dorst tijdens klamme zomeravonden danig kon oplopen wanneer de jongens en meisjes zich, meezuchtend op Je taime…Moi non plus van Serge Gainsbourg, in het zweet werkten. Af en toe traden er ook bands op en zo was ik in 1971 getuige van een optreden van Cuby and the Blizzards met Herman Brood op piano. Met de kennis van nu, een avond om nooit te vergeten – net zoals die sporadische avonden die meer dan een handje en een kusje brachten en het pakje Durex (the best there is) een gat in je zak deed branden.

Begerig als we waren, waren we soms veel te vroeg in Koudekerke en brachten we de tijd tot het verenigingsgebouw opende duimen draaiend en moed indrinkend in Dorpszicht door. Fred en bovengetekende zullen zeker geen duimen draaien in Dorpszicht en wellicht hebben we al ingedronken in de bar aan Markt 77 in Middelburg, waar zowel Fred als ik achter de toog hebben gestaan in de warme dagen van weleer toen Ad van de Woestijne de scepter zwaaide. We hoeven ons geen moed in te drinken, want moed kwam met de jaren en jaren zijn we ruim van voorzien. Tot binnenkort dus Richard en Tatiana; we zullen onze dorst voorzichtig hoeden.

Barcodes: Swingen en slijpen in het Schuttershof

Capriolen_1948Op zondag 22 maart speelt Nils Wogram’s Nostalgia met Terneuzenaar Arno Krijger op Hammond-orgel in het Schuttershof – vrijwel meteen was er die associatie met Paula Koster die hetzelfde instrument met verve liet zingen. Haar man Piet zong vaak mee, want hij was, zoals ze dat in die tijd noemden, een crooner. In de jaren ’50-’60 was het Schuttershof the place to be als het swingen je in het bloed zat. Natuurlijk was Baby den Toonder wereldberoemd in Zeeland en hij swingde met zijn Babytonband stad en land af. Ko Kempe speelde ook een tijdje bij de Babytonband en hij was er bij toen ze Corry Brokken begeleidden in het Vlissingse café Cosy Corner. Maar Ko wilde weleens wat anders, dus richtte hij the Moonliners op, een strakke band die soms vergezeld was van cabaretgezelschap de Oprechte Amateur. Mijn vader drumde in the Moonliners, maar deed ook, samen met o.a. Piet en Mientje de Leeuw, Frits en Wil Wiggers en mijn moeder, mee in de sketches die werden opgevoerd.

Maar in die tijd was er meer, veel meer dat de planken van het Schuttershof en De Gouden Poorte onveilig maakte. Je had ‘t legendarische Overschotje met o.a. Dries van Baaren (alias Jan van ’t Zand), Annie Goedegebuure, Jo Julianus, Rinus Kievit en Toos Slagter. Wim de Graaf – schrijver van “Langs de lijn”, het clublied van Zeelandia Middelburg – was, samen met de gebroeders Jo en Wim den Hollander, de drijvende kracht achter de Zuidwesters die ook in de hele provincie furore maakten. Het was soms verwarrend, omdat sommigen in verschillende gezelschappen tegelijk aan cabaret deden. Tussen de bedrijven door goochelde Ko Kemeling als Ali Ben Lux met Miss Blindina oftewel Sara van Wittene het ene na het andere witte konijn uit de hoge hoed of anders deed Guus Marquinie alias Mystic Marco dat wel.

Ontwikkeling en Ontspanning was een verhaal apart, want de personeelsvereniging van de PZEM voerde bijna jaarlijks een revue in het Schuttershof op. Kees van Hoek schreef en regisseerde, bijgestaan door “Oude” Barend de Jonge die dan weer de oprichter was van de Scherpschutters .Het enige dat bij zulke avondjes uit altijd het zelfde was, was het zogenaamde bal na dat met harde hand werd geleid door Wim Meeuse die een dansschool in Middelburg had waar bovengetekende ooit de horlepiep leerde. Het bal na was een vrijwel oneindig proces van swingen en slijpen op de dansvloer – je stampte met je voet op de grond en er was een feest, schreef Remco Campert – maar niet te dicht op de huid want daar was Meeuse niet zo voor. De grote versierders moesten zich dus behelpen met een foxtrot of Engelse wals en kom dan maar eens nader tot u. Nu wordt er bij de optredens van Muziek Podium Zeeland in het Schuttershof weinig gedanst, maar wie weet swingt het Hammond-orgel van Arno Krijger wel als een tierelier. Ik zal er zondag in ieder geval bij zijn – misschien gaan m’n beentjes wel van de vloer.

Barcodes: De dorstige pelgrim snakt naar bier in de Boekanier

Vrouwenpolder heeft al sinds de middeleeuwen een magische aantrekkingskracht op mensen en dat waren niet de minsten. Jan van Reygersbergh schrijft in de eerste kroniek van Zeeland (gedrukt in 1551) het volgende: Die keyser Sigismundus met Grave Willem volbrochten haar bevaert die si gelooft hadden onder vrouwen inden polder en dancten God almachtig van dier beneficien ende weldaden. Maar het waren niet alleen de hoge heren die ter pelgrimage trokken, ook vissers uit Bretagne, Spanje en Portugal brandden een kaarsje voor Onze Lieve Vrouwe van den Polder – hertog Philips van Bourgondië offerde zelfs een vetkaars van 100 pond; dat was pas echt vet. Het religieuze toerisme draaide allemaal om een schilderij van Maria dat in de kerk hing en waaraan miraculeuze krachten werden toegeschreven – het schilderij werd jaarlijks op 15 augustus tijdens een plechtige omgang door het dorp geparadeerd. In 1572 was het uit met de pret toen een aantal rabauwen uit Veere de kerk beeldstormenderhand nam – het schilderij werd gered en belandde tenslotte in de rooms-katholieke kerk van Middelburg, waar het nog steeds hangt.

De pelgrims van vandaag hebben weinig weet van Onze Lieve Vrouwe van den Polder en dienen voornamelijk Sunne, de godin van de zon. Er wordt echter ook geofferd, niet in het minst door bovengetekende, aan Tenemit, de godin van het bier – zo heeft het moederhuis vele kamers. De Boekanier aan de Dorpsdijk heeft ook vele kamers, maar toen wij er vorig jaar met Veeredronk op excursie waren, hebben we ons beperkt tot de gelagkamer. Het nachtje over zat niet in de planning – een taxi bracht ons thuis na nog wat laatste afzakkertjes in de Lamme Goedzak. Lamme Goedzak was dan wel geen boekanier, maar vroeger wel, want in 1976 begonnen Addie en Leen van der Giessen hier de Boekanier om de zaak vervolgens in 1991 te verhuizen naar een pand een eindje verderop aan de Dorpsdijk. Addie en Leen waren ook aanwezig tijdens onze excursie en de mooie verhalen waren niet van de lucht. Addie is een Duvekot,van oudsher de horeca-adel van het dorp, dus dan weet je het wel. Het dorstige DNA van de Duvekot’s kwam al eerder aan de orde in Barcodes, maar om het geheugen wat op te frissen, breng ik hier nogmaals een kleine ode aan café de Koophandel waar de legendarische Willem Duvekot op 93-jarig leeftijd in het harnas het leven liet.

Met ingang van 1 januari 2009 dragen Addie en Leen de zaak over aan hun kinderen die sindsdien het erfgoed met verve bestieren. Mijn weg voert fietsenderwijs geregeld naar de Boekanier vooral als ik snak naar bier en een praatje aan de bar. Negen van de tien keer herinner ik Björn en Joyce er dan aan dat ze, samen met Pieter van Duinoord, Natasja van Uitspanning Oranjezon en Edwin van de Heksenketel, nog eens een magisch tegenbezoek aan de natte sector van Middelburg zouden brengen – de grote dorst staat me nu al tot aan de lippen.

Barcodes: Twee reebruine ogen keken de jager aan

De Middelburgse kaaien waren van oudsher naast goede voornemens toch vooral geplaveid met herbergen, bierhuizen en logementen. Een wandeling in noordelijke richting vanaf de Nieuwe Haven bood al in de zeventiende eeuw een scala aan mogelijkheden voor de dorstige passant. Niet zo gek natuurlijk, want aan de kaaien was het een komen en gaan van allerlei platbodems en hoogaarsen. De Turf-, Hout- , Londense-, Bier- en Rouaansekaai spreken voor zich – het is mooi dat de geschiedenis van de stad voortleeft in de straatnamen die ieder een eigen verhaal te vertellen hebben. Ed de Graaf’s prachtige boek d’ Guld Waerelt; De wondere huisnaamwereld van Middelburg is nog steeds een leidraad voor Middelburgdronk bij de verfijning van die verhalen.

Het verhaal van het pand Rouaansekaai G 115 is er een om in te lijsten. De stadsrekening van Arnemuiden meldt in 1620: Betaelt aan Cornelis Aertsz. Weert in de Florentijnsche lelie tot Middelburch over verscheyden gelagen tsynen huysse met diversche heeren ende andere persoonen noodige affaien vande stadt vertoont – de rekening van de gelagen bedraagt ruim 6 pond Vlaams, zeg maar ruim 18 euro. Na de Florentijnsche Lelie wordt Rouaansekaai G 115 achtereenvolgens het adres van: de Drie Indianen, de Drie Morianen, het Schippershuis, het Rotterdammer Veerhuis, het Rotterdamsch en Goesch Veerhuis, hotel Bal, hotel Hamel, het Zeeuwsch Koffiehuis en caféDe Jager. In de Tweede Wereldoorlog wordt het pand Rouaansekaai G 115 verwoest en verliest Jozias de Jager zijn broodwinning. Maar hij heropent in 1952 zijn café op het adres Rouaansekaai 53 – helaas overlijdt hij dat jaar en wordt de zaak voortgezet door zijn weduwe Huberdina en zoon Frans.

In de volksmond heette het café het Jagertje en werd Frans Sas genoemd; een zweempje François wellicht. Het Jagertje had een klantenkring die vooral bestond uit autohandelaren en zo af en toe een verdwaalde scholier. Bovengetekende dronk er als dorstige RHBS-leerling periodiek een biertje en dat periodieke karakter verdient nadere uitleg. Normaal gesproken laafden wij ons in Seventy Seven, maar die pleisterplaats ging pas om 14.00 uur open dus bij last van vroege dorst werd het de Reutel of het Jagertje. In het Jagertje kon je moeder Huberdina al breiend bij de potkachel uittekenen en ik wenste haar, met mijn brave, reebruine ogen gericht op de bal, altijd beleefd goedemorgen. We dronken flesjes bier, er was geen tap, en hielden ons op de vlakte tot het moment van afrekenen daar was. Op dat moment slaakte er een van ons een luide vloek, wat Huberdina, godvrezend als ze was, in grote toorn deed ontsteken. “Dur uut, Sas, stuur ze dur uut!”, schalde het door en voor de gelegenheid. We moesten vertrekken en hoefden niet te betalen – die truc konden we natuurlijk niet iedere week uithalen, vandaar dat onze gelagen een periodiek karakter hadden. Nadat Huberdina in 1973 was overleden ging het bergafwaarts met Sas tot hij 3 jaar later, zoals een Middelburger dat eens formuleerde, zijn pet in het water gooide en eronder ging zitten.

Barcodes: Miene van Bram was een diek van een wuuf

Miene_Verhulst_en_Janus_Huibregtse_ca._1935

Ik voel me, zoals ik al eerder schreef, als geboren Middelburger toch ook een beetje Westkapellaar – zeg maar een butendieker met binnendorst. Zo voelde ik me ook blij toen Adriaan Verhulst in 2006 De Valk aan de Zuidstraat 97 weer een Westkappels gezicht gaf. Dat betekende na tante Sjaan Pekaar, de Van Belzen’s en De Nooijer’s een welkome terugkeer naar de horecaroots van het dorp waarmee de naam Verhulst, evenals Minderhoud en Gabriëlse, onlosmakelijk verbonden is.

Het zou mooi zijn als Adriaan Verhulst familie, al was het maar in de verte, van Miene Verhulst is; Miene van Bram voor de goede verstaander. Miene begon haar horecacarrière met echtgenoot Wannes Minderhoud in het tramstation van Sint Janskerke – Wannes was stationschef terwijl Miene de reizigers van een natje en droogje voorzag in de wachtkamer die ook als café dienst deed. In 1913 kwam café De Valk te koop en dat was een gelegenheid die Miene en Wannes niet voorbij konden laten gaan. Een jaar later werd Wannes gemobiliseerd en hij overleed twee jaar later aan een longontsteking of tbc. Miene zette de tering naar de nering en begon kamers boven de zaak te verhuren en zo ontmoette ze Willem van Mill uit Velsen waar ze in 1918 mee trouwde. Zo trouwde Miene dus met een butendieker, maar wel een met een vooruitziende blik. Willem zag mogelijkheden tot expansie; er kwam een bovenverdieping op het pand en De Valk werd een hotel.

Kunstschilder Charley Toorop had het niet zo op het chique Domburg waar vader Jan zijn domicilie had en daarom nam ze in 1924 een kamer in De Valk. Charley werd er al snel kind aan huis en zij en Miene werden vriendinnen. De voorraadschuur deed dienst als atelier en Westkapellaars als model. Zo ontstond het beroemde schilderij ‘Aan de toog’ met Miene die een biertje tapt en Janus Huibregtse (Jôôs Fret) die wat dromerig voor zich uit staart, maar ook het ingetogen portret van Miene’s kleindochter Ans Dingemanse. In de loop der jaren kwamen er nog meer bekende gasten in het hotel, zoals burgemeesterszoon en vliegenier Jons Viruly, dokterszoon en dichter Jan Campert,Wim Kan en Corry Vonk.

Wanneer Willem van Mill in 1930 overlijdt, staat Miene er weer alleen voor; ze gaat echter onverstoorbaar door. In W.O. II gaat de zaak ten onder, maar Miene, de diek van een wuuf dat ze is, komt boven en opent in 1947 het herbouwde De Valk op het huidige adres. Aangezien Miene gezien was in het dorp, liep de zaak van meet af aan als een tierelier. Je kon er bomen aan de bar, biljarten of een kaartje leggen en tijdens de kermis werd er gedanst op levende muziek. Miene doet de zaak in 1953 over aan haar nichtjes Miene en Tiene de Vos – ze overlijdt in 1961 op 78-jarige leeftijd. Als ik nu een kamer neem in De Valk, weet ik zeker dat ik zal dromen van Miene, Miene van Bram.