Barcodes – Middelburgse bioscoopherinneringen

Toeristenkiosk_1950

In juni van dit jaar zat Cinema Middelburg een jaar op de nieuwe locatie in de Kloveniersdoelen en maakte toen bekend dat er sinds de opening op 21 juni 2013 maar liefst 31% meer bezoekers op voorstellingen waren afgekomen dan een jaar eerder, toen de bioscoop nog in het Schuttershofcomplex was gevestigd. Nu kun je niet zomaar stellen dat het alleen die nieuwe zaal was, die zorgde voor de toegenomen belangstelling, maar de verhuizing speelde ongetwijfeld een grote rol. Een mooie nieuwe zaal, naast een fijn modern café, en dat dan in een gebouw dat al meer dan 400 jaar oud is: dat wil wel. De oude locatie had weliswaar ook een rijke geschiedenis (die net als de Kloveniersdoelen zijn oorsprong vindt bij de oude schuttersgilden van de stad Middelburg) maar de zaal daar had toch een heel andere uitstraling. Best gezellig, maar ook een beetje bedompt. Sommige mensen waren er dol op, maar het sfeertje was toch altijd een beetje apart.

Maar hangt ‘dat aparte’ nu eigenlijk wel samen met de locatie? Of hoort de sfeer ook gewoon een beetje bij de cultuur van het filmhuis en hangt het samen met het verschil tussen commercieel en artistiek? Ik weet dat eerlijk gezegd niet zo goed. Toen ik eind jaren 70 in Middelburg kwam wonen mocht ik op zondagmiddag regelmatig naar het City Theater, in de zaal achter café-restaurant De Brasserie in de Lange Delft. Misschien was het omdat ik nog zo jong was, maar dat theater, waar we keken naar films met vier vuisten (Bud Spencer & Terence Hill) of een Volkswagen Kever (Herbie) in de hoofdrol, staat in mijn geheugen gegrift als een échte bioscoop, van hetzelfde kaliber als het oude Alhambratheater in Vlissingen. Toen De Brasserie en het Citytheater begin jaren 80 eenmaal waren verkocht aan het toenmalige Koninklijke Bijenkorf Beheer, die op deze locatie een HEMA wilden openen, ging ik een paar jaar lang helemaal niet meer naar de film, ook niet toen filmhuis Meccano werd geopend achter het gelijknamige café op het Damplein. Ik werd pas weer enthousiast toen in 1987 filmhuis Electro van start ging op de Markt. Daar draaiden weliswaar ook allerlei cultfilms, waar ik als 16-jarige niet of nauwelijks naar taalde, maar je kon er ook kaskrakers als ‘Amsterdamned’, van Dick Maas gaan zien. De toenmalige directeur van het filmhuis, Leo Hannewijk, deed er voor die film van alles aan om publiek te lokken. In de PZC van 1988 staat nog een mooie foto van een man in kikvorspak, die nietsvermoedende buspassagiers in de abri voor de bios de stuipen op het lijf joeg. Noem het gerust guerrillamarketing avant la lettre.

Ik denk dat ik van de theaters die ik zelf heb gekend Electro uiteindelijk toch het mooist vond. Dat staat los van sfeer of gebouw. Ik viel waarschijnlijk gewoon voor de centrale ligging, en voor die voorgevel die me ook echt aan een bioscoop deed denken. Maar wat zou het? Nu hebben we een prachtige cinema in ‘de Kloof’ en voor het commerciële werk een prachtig complex met uitbreidingsplannen in Vlissingen. We hebben niks te mopperen.

Barcodes: “Doe de deur dicht, anders tocht het zo!”

Piet_Vogel_en_Sien_Vogel-Adriaanse_achter_de_bar._De_bar_is_na_een_verbouwing_vernieuwd_en_minder_fraai_dan_de_originele_toog

Toegegeven: je kunt de geschiedenis van een stad of dorp niet reconstrueren op basis van oude krantenartikelen alleen, maar de nieuwsberichten, columns en advertenties van toen zetten je vaak wel op het spoor van de personen en voorvallen die een hoofdrol speelden in de mooie verhalen van decennia terug. Zo kwamen wij ook op het spoor van Middelburger Piet Vogel, die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog vestigde in een café met biljart in de Zeeuwse hoofdstad. Het houten pand van die kroeg kreeg in de zomer van 1940 een horecabestemming, toen Gerrit Entink zijn café Bodega in de Lange Delft verwoest zag worden en hij aan de Londensekaai een noodcafé mocht openen van de gemeente.

Piet Vogel nam de zaak in februari 1941 over. Hij maakte van het café-biljart annex sigarenmagazijn geleidelijk een café-restaurant, waarvan de advertenties in de krant je doen vermoeden dat de zaak niet al te sjiek was. Vogel adverteerde weliswaar met de slogan ‘zij die het weten, gaan bij Piet Vogel eten’ maar in die advertenties noemt hij vooral sandwiches, warme worstjes, kroketten en bitterballen en omschrijft hij zijn zaak als een ‘Café-Restaurant-Automatiek’. Later leerden we dat Vogel toch wel meer in zijn mars had, toen Peter Carol, een kleinzoon van de exploitant, ons een oude menukaart van de zaak gaf. Vogel verkocht ook diverse soorten vis, gevogelte en ander vlees, maar ook uitsmijters, soepen, pannenkoeken en kaviaar op brood. Uit de advertenties van de zaak blijkt ook dat Vogel er veel aan deed om het toch maar een beetje gezellig te maken tijdens de oorlogsjaren. Er zijn in de periode 1943/1944 regelmatig aankondigingen van muziekoptredens, onder meer van Marlies Burkunk, een zangeres ‘met een stem als Zarah Leander’.

Het noodcafé van Piet Vogel bestaat tot 1950. In dat jaar moeten alle ondernemers in de noodpanden langs de kaaien van de stad verhuizen naar zogenoemde wederopbouwpanden elders in het centrum, zodat de noodvoorzieningen kunnen worden afgebroken. Vogel ziet daar echter weinig brood in en kiest voor een verhuizing naar Goes. Hij verkoopt zijn herbouwplicht aan een andere ondernemer, en vraagt de gemeente om een paar maanden uitstel van de sloop van het pand. Dat uitstel krijgt hij niet. Wat er vervolgens gebeurt is even grappig als grimmig. In een artikel in de PZC van 3 augustus 1950, lezen we dat honderden mensen toekeken op de kaai “hoe arbeiders van het noodpand een houten skelet maakten, terwijl de eigenaar voortging zijn klanten te bedienen als stond hij in de bar van een Grand Hotel.” Er was geen dak meer, en ook de ramen waren al verdwenen. De gordijnen wapperden in de wind en tot overmaat van ramp regende het ook nog eens. Maar er waren die dag nog steeds klanten, en Piet ging door tot het bittere eind. Het mooiste is dat hij ondanks alles zijn humor niet verloor. Klanten die vertrokken gaf hij het advies mee “Doe de deur dicht, anders tocht het zo!”.

Barcodes: DJ Hans, onverwoestbaar

Hans_Walrave_met_vrouw,_jaren_70

Het heet al jaren groep 8, maar toen ik op de lagere school zat noemden we het nog gewoon de zesde klas. Het was 1983, ik was 12 en stond op het punt om een knoop door te hakken: zou ik zoals veel klasgenootjes naar een middelbare school in Goes gaan, of toch naar de SSGM in Middelburg? Ik nam de beslissing kort voor de zomervakantie. Een paar vriendinnetjes uit Dauwendaele zaten al in de brugklas. Zij nodigden me uit voor een schoolfeest in de kantine van ‘De Stedelijke’ aan de Churchilllaan. Wat ik daar zag sprak enorm tot mijn verbeelding. De kantine was afgeladen en bloedheet. Iedereen stond luidkeels de nummers mee te schreeuwen die de band op het kleine podium ten gehore bracht. Het repertoire bestond vooral uit nummers van de Stones en de Beatles, maar op zeker moment werd er ook een hit van Doe Maar gespeeld. Krankzinnige taferelen. Er vielen meisjes flauw, er werd nóg harder gegild en iedereen baadde in het zweet. Ik was verkocht. Dit was de school waar ik moest zijn!

Het was die avond dat ik Hans Walrave voor het eerst zag. Hij was de drummer van de Lerarenband. Dat hij Hans heette wist ik toen nog niet. Iedereen noemde hem ‘animal’. Dat vond ik uiteraard buitengewoon stoer. Dát kon alleen maar een puike leraar zijn. Pas toen ik eenmaal op school zat ontdekte ik dat Hans helemaal geen leraar was, maar een conciërge. Eind jaren 80 beheerde hij de zogenoemde ‘Straat’ in het gebouw, waar jongeren uit Klarenbeek en andere wijken maar wat graag kwamen om biertjes te drinken of gewoon maar wat rond te hangen. Hans bleek uiteindelijk een van de weinige medewerkers van de SSGM die ik na de middelbareschooltijd niet uit het oog verloor. Dat had alles te maken met Hans’ liefde voor muziek. Als je een concert bezoekt in Middelburg of Vlissingen is Hans bijna altijd van de partij. Als hij zelf niet meespeelt zie je hem wel uit zijn dak gaan in het publiek. Zo kennen alle mensen Hans en zo kent Hans de mensen.

Vorige week zag ik hem op het terras. Hij vertelde dat hij vanaf vandaag, 21 november, zijn oude werk als DJ weer gaat oppakken. Hij gaat rocknights verzorgen in caféSchuttershof in Middelburg. Hij had er overduidelijk veel zin in. Hij vertelde over zijn draaisuccessen eind jaren 60, in bar-dancing Twenty-One van Peter van Dongen, aan de Nieuwendijk in Vlissingen. Over hoe hij bijna al het publiek meetrok toen hij verkaste naar Disco Dancing Long John, van Jørgen Pedersen. Over het bijna instorten van de Kelderbar onder Twenty-One en ook mooi: over de strijd over de vraag wie nu eigenlijk de eerste DJ was van Zeeland: Hans zelf, of die gast van de populaire Image Club in Terneuzen. Stuk voor stuk prachtige verhalen, die Hans nog steeds met veel enthousiasme vertelt. Te gek man hee! Iets zegt me dat hij meer dan 40 jaar na dato weer net zo gaat draaien als toen: letterlijk uit zijn plaat bij alle verzoekjes die hij krijgt. Dat is Hans. Onverwoestbaar. Of zoals hij het zelf zegt: “zonder muziek word ik ziek”.

Stichting Middelburg Dronk zoekt vrienden

Het team van stichting Middelburg Dronk werkt al bijna vier jaar vrijwillig en belangeloos aan de websites Middelburg, Vlissingen, Veere en Tholen Dronk. Aan het onderhouden en uitbouwen van die sites en de kanalen op sociale media zijn echter wel kosten verbonden. Daarom is de stichting op zoek naar mensen die (het werk van) de stichting een warm hart toedragen.

Zowel particulieren als bedrijven worden uitgenodigd om vriend van de stichting te worden, door een eenmalige of jaarlijks een een bedrag naar eigen keuze te doneren. Voor dat doel is de pagina ‘Vriend worden?’ ingericht, waar belangstellenden kunnen zich aan kunnen melden.

Barcodes: De Vergenoeging in Middelburg, al bijna 220 gezellig besloten

Koophandel_Vergenoeging_StJoris_1895-1900

De huidige hype rondom het werk van de Franse econoom Thomas Piketty heeft de discussie over de kloof tussen arm en rijk flink aangewakkerd. Op Twitter was de man deze week zelfs even een zogenoemd trending topic. Het thema houdt blijkbaar duizenden mensen bezig. Nu is dit geen onderwerp waar ik, als leek op economisch gebied, mijn vingers aan wil branden, maar de discussie doet me wel meteen denken aan (de geschiedenis van) het horecaleven. Met een beetje goede wil zijn er parallellen te trekken. Als je heel kort door de bocht gaat kun je stellen dat mensen die weinig geld hebben nauwelijks uitgaan, dat de middenklasse de belangrijkste doelgroep is van de meeste horecagelegenheden en dat de elite zich vooral laat zien in exclusieve restaurants en clubs.

In de praktijk ligt dat uiteraard genuanceerder. Natuurlijk, je had en hebt altijd en overal van die zaken die er bekend om staan dat er veel mensen uit de lagere inkomensgroepen komen, of juist uit de hogere, maar er zijn ook veel cafés met een gemengd publiek. Wat dat betreft spreken veel mensen met een glimlach over zaken die juist dáár bekend om staan. Van café Kanaalzicht in Middelburg wordt bijvoorbeeld nog altijd gezegd dat een directeur of arts er net zo makkelijk een borrel zit te drinken met een havenarbeider. En een dorp als Grijpskerke heeft niet zo gek veel alternatieven voor café In de Gouwe Geit. Dan mengt het publiek als het ware vanzelf.

De enige etablissementen die, naast sterrenrestaurant en exclusieve sportclubs, een echt klassenverschil uitstralen zijn de sociëteiten, op Wikipedia omschreven als ‘besloten gezelligheidsverenigingen’. Die bestaan, soms eeuwen na hun oprichting, nog steeds, ook al is hun aanwezigheid tegenwoordig misschien wat minder opvallend, omdat ze nu huizen in wat minder prominente gebouwen van een stad.

Een voorbeeld daarvan is de Middelburgse Herensociëteit De Vergenoeging, gevestigd in het fraaie pand Le Baron Chassé in de Gortstraat. De geschiedenis van die sociëteit begint bij de oprichting in 1795 en is mooi samengevat in het boek ‘200 jaar Sociëteit de Vergenoeging’, van Rinus Sanderse. De Vergenoeging kwam letterlijk midden in de samenleving te staan toen men in 1803 verhuisde naar het pand aan de Markt, waar nu Brooklyn is gevestigd. Daar groeide de vereniging vervolgens behoorlijk. In de loop van de 19e eeuw werden ook de naburige panden gekocht, zoals ‘De Roode Toren’ (nu Tympaan) en later, in 1875, ook het pand van de huidige Zanzibar. In de 20e eeuw werd de sociëteit weer kleiner en geleidelijk laagdrempeliger. Na de oorlog had de sociëteit zelfs enige tijd een publiek toegankelijk restaurant. Na de verhuizing naar de Dam in 1964 veranderde dat weer. De Vergenoeging werd weer de exclusieve herenclub die het altijd was geweest, alleen toegankelijk door introductie en ballotage. Anno 2014 werkt dat nog steeds zo. Je zou dat een kloof tussen arm en rijk kunnen noemen, maar ik houd het er op dat de notabelen ook gewoon een eigen plek hebben. Het is horeca, maar besloten horeca.