Een kroegicoon

De Dikke van Dale online omschrijft een stamgast als een vaste bezoeker van een café. Zo’n gast kun je dus al zijn als je een paar maanden of jaren regelmatig je gezicht laat zien aan de bar. Bij het woord stamkroeg staat echter ‘kroeg waar iemand dagelijks komt, waar hij tot de ‘stam’ der gasten behoort’.

Dat komt in de buurt, maar toch zijn sommige klanten meer dan stamgasten. Ik doel op mensen voor wie cafés tweede huiskamers zijn, die helemaal thuis zijn in de cafés waar ze komen. Ze kennen ieder hoekje en alle bezoekers. Ze komen er al vanaf de dag dat de zaak werd geopend. Niet zelden hebben ze ook gewerkt voor de kroegeigenaar. Hoe je zo iemand precies noemt, weet ik ook niet, maar hij of zij is méér dan een stamgast.

Vakkundig

Als één iemand daar een voorbeeld van is, dan is het Peter van der Horst, een kroegicoon. Toen ik rond 1985 voor het eerst in Bar American kwam was hij daar al dertien jaar stamgast. Dat zag je aan alles. Hij was er altijd. Misschien was hij ook wel de eerste persoon die ik, zeer vakkundig, luchtgitaar zag spelen. Later leerde ik Peter veel beter kennen. Ik was een paar jaar barman in zijn stamkroeg, maar ook in  Seventy-Seven, waar hij op de zaterdagavonden zeker al twaalf jaar lang kon worden uitgetekend. Peter is het type man dat je graag aan de bar hebt. Altijd in voor een praatje en een geintje, goed op de hoogte van het nieuws uit de stad én met een fenomenale kennis van de rockgeschiedenis.

Als je zijn luchtgitaar zou vervangen door een echte zou je merken dat hij echte akkoorden speelt. Als je een nummer als ‘Doctor Doctor’ van UFO opzet kan je er gif op innemen dat hij dat geintje maakt: ‘Als ze nu geen UFO draaien ga ik naar huis’. Ik noem dat nummer, omdat zijn loopbaan als zanger en gitarist er ooit mee begon. Het was het nummer dat hij in 1977 zong met de band Joe Banana, later opgevolgd door Overload. Dat was ook de tijd dat Peter en zijn maten vaak op stap gingen in Walcherse dorpen. Op zaterdagavond naar café Royal in Zoutelande. “Omdat dat toen de enige kroeg was waar alle soorten muziek werden gedraaid”. Of naar het Kasteel in Westkapelle. De aanwezigheid van toeristen speelde daar natuurlijk een rol in. Als Peter eenmaal smakelijk begint te vertellen over die tijd ben je nog niet zomaar uitgeluisterd en -gelachen.

Kanaalzicht

Sinds vier jaar is Peter barman in café Kanaalzicht. Aan dat beeld moet ik nog een beetje wennen. Dat komt omdat ik hem als barman van American nooit heb meegemaakt, dat was voor mijn tijd. Maar toen ik er onlangs een biertje ging drinken zag ik wel dat hij ook daar op zijn gemak is. Niet zoals in Bar American misschien, maar toch: wel alsof hij in zijn eigen huiskamer zit. Hij stond die middag wel mee te zingen met heel andere muziek dan ik van hem gewend ben. Was het nou iets Nederlandstaligs? Ook geen probleem! Hij gaat toch niet haar huis. Hij is thuis.

Laatste man in de Eendracht

Hendrik Warnau trouwt in 1811 met Anna Maria van Stralen. Hij opent dat jaar herberg de Eendracht aan de ‘Grande Place’ (Grote Markt) 65 in Middelburg. Warnau wordt in 1820 de schoonvader van Johanna de Kat die trouwt met zijn zoon Hendricus Warnau. Johanna baat Het Veersche Veerhuis aan de Balans uit. Als Anna Maria in 1831 overlijdt, hertrouwt Hendrik met Marie Françoise van Lamper. Hendrik overlijdt in 1843. Marie Françoise zet de zaak nog een jaar voort, maar vertrekt dan naar Het Rotterdammer Veerhuis aan de Rouaansekaai. Hendricus Warnau wordt in 1844 eigenaar van de Eendracht. Hij verkoopt het pand in 1861 voor 5500 gulden aan M.P. Pollen. Hij noemt zijn zaak L’Union. Vijf jaar later is de Eendracht weer de Eendracht.

Bestelkantoor

Adrianus Mes wordt in 1866 eigenaar van de Eendracht. De Middelburgsche Courant meldt dat het op dinsdag 9 februari 1869 bal is in ‘Sociëteit de Eendracht’. Het is vaak bal op de Middelburgse Markt.  Na zijn overlijden in 1878 zet zijn weduwe Anna Maria Everaerts ze zaak voort tot 1886. Adriaan Gabriëlse wordt in 1886 eigenaar van de Eendracht. Hij staat dat jaar te boek als koffiehuishouder van koffiehuis ‘De Eendracht en bestelkantoor van den stoomtram Middelburg-Vlissingen’. Dat is niet zo vreemd, want die lijn vertrekt van de Markt. Wanneer Adriaan in 1916 overlijdt, zet zijn weduwe Maatje Minderhoud de Eendracht nog twee jaar voort. Zoon Johannes Gabriëlse wordt in 1918 eigenaar van de zaak.

Het pand wordt in 1940 verwoest en Johannes moet verkassen naar de Lange Giststraat 7. Hij heropent de Eendracht op 23 juni 1953. De zaak wordt echter geëxploiteerd door Hector Meeusen. Hij is de man die mij in 1965 uit mijn geboortehuis op Markt 61 heeft verjaagd. Hij koopt dat jaar namelijk café Juliana naast de Eendracht. Ik heb hem nog jarenlang hartgrondig vervloekt, maar dat verhaal is al eens verteld.

De Eendracht ziet vele obers voorbijkomen, maar Klaas Bastiaanse, bijgenaamd ome Bas, is wel een hele bijzondere. Hij werkt er zo’n 30 jaar als ober, wellicht een record. Hij heeft de bijnaam ‘Klaas tik op de schaal’ en wel hierom: Klaas heeft een periode een groentezaak op de hoek van de Seisstraat en Seisplein. Als hij zijn groenten weegt, geeft hij een tik op de weegschaal, zodat de groenten meer gewicht krijgen.

Zoete inval

Daan van Hese wordt in 1975 exploitant van de Eendracht. Ik ken Daan en zijn broer Peter al bijna mijn hele leven. De familie woont eind jaren ‘50, begin jaren ‘60 aan het Seisbolwerk. Daar komen mijn vader Piet en ondergetekende voor handbalvereniging E.M.M. wekelijks de voetbalpool ophalen. Het is er dan altijd gezellig, een soort van zoete inval. Daan noemen ze me altijd mijn broertje, terwijl we eigenlijk ergens in de verte familie zijn. Daan zit met echtgenote Henny in de jaren ‘80 van de vorige eeuw in rotisserie De Ganze op de Beestenmarkt in Goes. Hij is wat je noemt echt een horecabeest. Daan is de laatste man in de Eendracht. Hij sluit in 1977 de deuren. Mijn broertje Daan is overleden op 25 november 2014.

Troostrijk borrelen

Jakob Minderhoud (‘Jôôp van Keesje’) laat in 1909 een café bouwen aan de Poppekerkseweg in Westkapelle. Hij geeft zijn café de naam Tramzicht. Het is een logische keuze, want zijn café staat vlak bij het tramstation Westkapelle. Jakob trouwt op 25 juni van dat jaar met Pieternella Lievense (‘Piete van Jaop’). Jakob is 47 en Pieternella 22 jaar. Het aloude verhaal van de ouwe bok en het blaadje groen. Als Jakob in 1918 op 55-jarige leeftijd komt te overlijden, zet Pieternella het café voort. Zij blijft tot de jaren ’30 in Tramzicht. Vervolgens neemt haar broer Jan Lievense een tijdje voor haar waar. Jan Lievense is getrouwd met Fransina Minderhoud. Haar ouders zitten in het Wapen van Zeeland in de Papestraat. Er zijn altijd dwarsverbanden in de Wasschappelse horeca.

Op enig moment neemt Pieternella het weer over van haar broer. Zij blijft tot 3 juli 1951 in Tramzicht en laat in de provinciale courant het volgende optekenen: “Ondergetekende doet hierbij mededeling, dat zij met ingang van heden haar cafébedrijf niet langer zal voortzetten, wegens vergevorderde leeftijd. Zij spreekt haar oprechte dank uit voor de jarenlange begunstiging en het vertrouwen, dat zij van haar geachte clientèle in zo’n rijke mate mocht genieten. Hoogachtend, Wed. J. Minderhoud. Café ‘Tramzicht’, Westkapelle.” Pieternella Lievense overlijdt in 1958 op 71-jarige leeftijd.

Verdiensten

Ik ben café Tramzicht voor het eerst tegengekomen in het leerzame boek ‘t oude Westkappelse leefpatroon’ van Willem ‘de Redder’ Gabriëlse. Hij schrijft daarin het volgende: “Bij het tramstation stond Café Tramzicht. Het werd met de komst van de Stoomtram Walcheren, begin deze eeuw, gebouwd door Jakob Minderhoud. Hij was gehuwd met Pieternella Lievense (‘Piete van Jaop’ of ‘t Radijsje’). Door de afstand was er vanuit het dorp wat minder aanloop dan in de overige café’s. De verdiensten waren te danken aan het tramverkeer en -vervoer, waardoor de herberg rendabel was. Voornamelijk in het najaar met het bietenvervoer van kleine vrachtrijders (karders) van het land naar het perron. Bij alles moest een borreltje worden gepakt. Men zou het kunnen vergelijken met een café aan de vroegere Loskade in Middelburg. Toen in de jaren ‘30 de tram zijn laatste adem uitblies, was het met het café Tramzicht gebeurd. Enige jaren voor het scheiden van de markt was Tramzicht in handen van Jan Lievense, broer van Pieternella. De zeven vette jaren kwamen ten gunste van haar, maar de zeven magere jaren drukten op de schouders van Jan. Na tien jaar kwam het café weer in handen van ‘t Radijsje’, maar er waren geen roeien op gemaakt. Het was een zinkend schip.”

Stamkroeg

Het was niet zo vreemd dat Gabriëlse over Tramzicht schreef, want het was zijn stamkroeg. Ik had graag eens troostrijk geborreld in Tramzicht, maar in 1951 was ik nog niet geboren. Dat gebeurde op 5 november 1953. Je kunt wel veel wensen, maar daar blijft het bij.

Koele pinten in de Pool

Chirurgijn Herman van Campen is in 1540 herbergier in de Pool aan de Langstraat in Arnemuiden. In het pand is eerst het oude stadhuis gevestigd, ter hoogte van het nieuwe stadhuis, rechts op de foto die rond 1900 is gemaakt. Op 27 december, derde kerstdag op Walcheren, 1540 gaat Cornelis Doens een pint halen bij Van Campen. Kastelein Van Campen wil nog een bier inschenken, doch Doens wil een kan. Als deze hem wordt geweigerd steekt Doens Van Campen met een broodmes in de schouder. Bediende Robert Jacobs grijpt in en gaat het gevecht aan met Doens. Helaas betekent dat meteen de laatste ronde voor Doens. Hij overlijdt ter plekke aan een degenstoot en ‘andere diversche ongesontheden van lichame’.

Marcheren

Bouwen Jans zit in 1581 in de Pool. Hij is ook vendumeester. Hij toucheert dat jaar vijftien pond Vlaams, één schelling en zes groten. Jans schaft namelijk de pot voor soldaten die in Arnemuiden zijn gelegerd. Natuurlijk vloeit ook het bier rijkelijk bij deze matineuze maaltijden. Op één been is het immers moeilijk lopen, twee benen marcheren een stuk eenvoudiger.

In 1717 is stadsbode Willem Gooijens herbergier in de Pool. Hij krijgt dat jaar toestemming van het gemeentebestuur om in het pand naast zijn herberg een slagerij te beginnen. Niet zo vreemd, want die combinatie komt wel vaker voor. Enfin, Willem weet van wanten, tapt lustig bier en wast tegelijkertijd varkentjes.

Hermanus Harthoorn uit Kleverskerke legt in 1744 de poorterseed af en wordt zowel herbergier in de Pool als beenhouwer in het pand ernaast. Hij heeft dus op enig moment beide zaken overgenomen van Willem Gooijens. De gemeentelijke notulen van mei 1752 melden het volgende: ‘Hermanis Harthoorn, herbergier in de Pool heeft op het pinksterfeest, tegen het verbod van de magistraat in, een speelman in zijn herberg toegelaten’.

Vleeshouwer

Als Harthoorn in 1760 overlijdt zet zijn weduwe Martha de Kam beide zaken nog drie jaar voort. In 1763 volgt zoon Jan Harthoorn zijn moeder op. Hij wordt herbergier in de Pool en vleeshouwer in het pand dat de naam Goude Hoop draagt. Jan is ook nog eens stadsbode, dus tel uit je winst. Jan lijdt echter net als zijn vader aan een ongeneeslijke vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid. Me dunkt meer een deugd dan een ondeugd. Hij krijgt, zo blijkt uit de gemeentelijke notulen in 1774, behoorlijk van onderuit de zak. ‘De stadsbode, herbergier en vleeshouwer Jan Harthoorn krijgt een reprimande. Hij moet er voor zorgen dat alle ‘passagiers’ in zijn herberg behoorlijk worden bediend, gelogeerd en te slapen’. Jan trouwt in 1787 met IJlje Blom. Het echtpaar krijgt een zoon: Barend Jan die later als stadsbode in de voetsporen van zijn vader zal treden. Op 18 januari 1805 overlijdt Jan Harthoorn. Dat is wellicht ook het einde van de herberg. Ik had graag een redelijk aantal koele pinten in de Pool gedronken, maar … helaas pindakaas.