Dat de overdekte winterterrassen in Middelburg ook dit jaar een succes zijn, heeft veel te maken met de inrichting van de tent op de Markt. Veel mensen zijn dol op het blokhutgevoel dat is gecreëerd en de sfeer past gewoon goed bij de feestmaand december. In de tent wemelt het van de curiosa, waarover veel gesproken wordt. Het zijn meubels en accessoires met een verhaal. Zo staat er tafel met een blad dat in de jaren ‘60 van de vorige eeuw al in gebruik was in ‘café-billard’ Het Wapen van Zeeland, in de Gravenstraat. Daarboven hangt een lichtbak met het opschrift ‘Seventy Seven Bar-Discotheek’. Die lichtbak roept bij jongeren soms vragen op. Zij denken bij discotheken aan de grote danshallen die vanaf eind jaren ‘70 overal opdoken (en inmiddels weer op hun retour zijn) en bij dj’s aan de sterren van nu, die furore maken met trance, techno en andere subgenres van de dance-muziek.
Begin jaren ‘70 bestond dat allemaal nog niet. Het woord discotheek werd toen gebruikt om cafés aan te duiden die niet alleen beschikten over een aanzienlijke collectie vinyl, maar ook over mensen die de avonden vulden met plaatjes draaien en het aan elkaar praten van die plaatjes, net als op de radio. In Middelburg had je rond 1971 behalve Seventy-Seven onder meer de Palladiumbar aan het Kerspel, dat zichzelf presenteerde als de eerste echte dancing van de stad, het Gulden Schot in de Sint Janstraat (een voorloper van de latere discobar Jowi’s Place) en ook rockcafé Bar American adverteerde toen nog als ‘Bar-Dancing-Discotheek American’, voor feestelijke avondjes met de dj van toen, wijlen ‘Jos van Suus’.
Zelf werkte ik in de jaren ‘90 in Bar American en Seventy. Onvergelijkbaar, maar het draaien van muziek, toen inmiddels vanaf cd’s, speelde nog steeds een centrale rol. Het was eigenlijk ook wat ik het liefste deed. Terrasbediening was niet mijn sterkste punt, maar de combinatie plaatjes draaien en bier tappen ging me best goed af. Het uitgangspunt was dat je gewoon die muziek kon draaien waar je zelf ook enthousiast van werd, maar dat je altijd wel in de gaten moest houden welke klanten je in de zaak had. In American wist je dat je niet te veel hoefde te experimenteren met muziek zonder gitaren. Deed je dat wel, dan kon je er donder op zeggen dat er meteen werd geroepen om ‘een taxi voor de dj’ of dat er bierviltjes naar je kop werden gesmeten.
In Seventy was het publiek iets breder, en kon je ook best soul, hip-hop of Nederlandstalige muziek opzetten. Uiteindelijk ging het erom hoe het publiek reageerde op de muziek als er ‘eenmaal een beetje drank in zat’. Er was weinig mooiers dan zien hoe het ene moment slechts een enkeling een voorzichtig danspasje waagde, en een uur later heel de tent stond te springen en swingen. Op de tafels! In de lampen! Dat gaf je, als dj, een bevredigend gevoel. Is het anno 2015 weer anders? Dat valt mee. Muziek wordt nu meestal gedraaid vanaf een computer, en met bronnen als Spotify en YouTube zijn de collecties oneindig groot geworden, maar het basisconcept is nog steeds hetzelfde. Het café als bar-discotheek bestaat nog steeds. Zo gedateerd is de lichtbak dus ook weer niet.