Barcodes: De klok van Arnemuiden

Het werd meer dan tijd om in deze rubriek aandacht te besteden aan de zogenaamde seizoenhoreca – straks is de zomer voorbij en taalt de verweesde campinggast alweer naar spruitjeslucht. Walcheren is vergeven van campings en natuurlijk heeft iedere onderdaan van de sleurhutten- en tentennatie zo zijn of haar eigen voorkeur. Men kruipt het liefst bij elkaar in plaatsen aan de kust waar je de zee als het ware kunt ruiken, om dan met hutje en mutje de duinen over te strompelen en vervolgens kuilen voor zichzelf te graven.

De Witte Raaf aan de Muidenweg in Arnemuiden is wat dat betreft een vreemde vogel bij de bijt die het Veerse Meer heet. Jos Buijsrogge opent de camping, die o.a. beschikt over een kantine, een bar en een snelbuffet, op 25 mei 1972. Hij probeert zijn horeca-accommodaties optimaal te benutten, maar dat strookt niet altijd met het beleid van de toenmalige gemeente Arnemuiden. De gemeente is, de precieze oudgereformeerde doctrine indachtig, van mening dat het uit moet zijn met de pret wanneer de klok twaalf slaat. Het balvast hanteren van die sluitingstijd is Buijsrogge een gruwel, evenals het feit dat zijn campingwinkel op zondag niet open mag – zondag is een rustdag en dat moet volgens de gemeente ook op de camping zo zijn. Hij blijft tegen de bierkaai vechten, maar tegelijkertijd richt hij de focus ook op andere, in zijn ogen belangrijkere zaken. Zo voorziet hij De Witte Raaf in de zomer van 1980 van een eigen brandweer – een unicum in Zeeland en wellicht ook in Nederland. Inmiddels zitten ook zijn kinderen in het bedrijf en opent de familie Buijsrogge in 1986 surfhotel en catamarancentrum ‘t Veerse Meer aan de Oranjeplaatweg in Arnemuiden. De bierkaai houdt voorlopig stand, want in maart 1994 meldt de pachter van discotheek De Witte Raaf tevergeefs aan de Raad van State dat door het starre sluitingstijdenbeleid van de gemeente een faillissement wenkt – de pacht bedroeg in 1993 fl. 11.000,– per maand, voorwaar geen klein bier.

Per 1 december 1995 neemt Piet Oomen De Witte Raaf over van de familie Buijsrogge. De komende en gaande families recipiëren anderhalve maand later in het Middelburgse hotel Arneville – relatiebeheer avant la lettre, voordat de term gemeengoed werd. Piet Oomen laat er geen gras over groeien en begint een paar jaar later met moderniseringen, zodat de faciliteiten beter aansluiten op de eisen van de tijd. Hij kiest voor ruimere standplaatsen zodat hutten minder hutje bij mutje komen te staan. Ook maakt hij plannen voor een restaurant, supermarkt en zwembad om zo de concurrentie beter aan te kunnen. En daar stopt het niet mee, want om uit te kunnen breiden koopt hij grond bij en verplaatst de camping die nu onder de noemer Waterpark Veerse Meer valt. Er worden villa’s en cottages gebouwd die worden verhuurd door een daartoe opgericht zusterbedrijf. De Witte Raaf anno nu is een grote, balvaste speler geworden en als de klok van Arnemuiden twaalf slaat begint de nacht pas echt.

Barcodes: Machtige maaltijden in De Roode Leeuw

Nieuwe_Doelen_ca_1900

We zien in een spiegel en in het duister soms een wazig beeld van een vervlogen, gouden eeuw. Manon en Marco Adriaanse hadden juist een ander, helder beeld van de toekomst op hun netvlies toen ze een dik jaar geleden besloten het roer half om te gooien. Als gepokt en gemazelde koks – Manon stond eerder achter de kachel in o.a. De Mug en De Peperboom en Marco in De Kameel en De Bourgondiër – waren ze toe aan een nieuwe uitdaging. Op dat moment waren ze eigenaar van Peper en Zout en Mes & Vork, twee aan elkaar grenzende restaurants aan het begin van de Lange Noordstraat tegenover het voormalige stadhuis in Middelburg.

Mes & Vork, op nummer 6, verdween van de kaart en maakte plaats voor Peper & Zout. Op de oude locatie van Peper & Zout, op nummer 8, begonnen ze het Zeeuws Ministerie van Chocolade & Culinaire zaken. In de negentiende eeuw hadden ze hun chocolade bijna met een kruiwagen kunnen ophalen bij de firma Fak Brouwer die een chocolademolen in de Korte Noordstraat had – een kruiwagen was, en is nog steeds, een handzaam en multifunctioneel voertuig. De huidige minister-president van het Zeeuws Ministerie, 5-jarige dochter Kate Adriaanse, zou het kruiwagentraject als een wervelwind hebben afgelegd – doch dit terzijde.

Het eerste stuk van de Lange Noordstraat kent een fascinerende horecageschiedenis. Zo kocht de gemeente Middelburg er in 1562 het pand De Roode Leeuw dat de functie van stadsherberg kreeg. De stadhuisbode of -conciërge had tevens de functie van herbergier. In de herberg hadden o.a. vergaderingen, aanbestedingen en verkiezingen van kiesmannen plaats en vanzelfsprekend werden de stadsregenten en hun relaties er uitgebreid gefêteerd op machtige maaltijden. Om het pendelen tussen herberg en stadhuis te faciliteren werd er een galerij aangelegd die de afstand tussen de eerste etages van beide panden overbrugde – een wandelgang voor hoge heren. De locatie van de stadsherberg is enigszins duister, maar wellicht was dat aan het begin van de Lange Noordstraat, omdat De Roode Leeuw in 1784 wordt afgebroken in verband met de uitbreiding van het stadhuis. De veronderstelling van genoemde locatie vindt bijval in een publicatie over het Theater Anatomicum: “Vanaf 1632 is er sprake van echte anatomische ontledingen, die toen plaatsvonden in een van de bovenkamers van het Gasthuis. Vergaderen deden de chirurgijns daar niet. Dat deden ze ofwel bij de deken aan huis, of in een herberg meestal in De Roode Leeuw op de Markt waar de ‘teerkosten’ soms hoog opliepen.”

Op de veronderstelde locatie wordt in 1879 hotel De Nieuwe Doelen geopend – een groot, uit twee panden bestaand hotel dat in 1940 wordt verwoest. De Nieuwe Doelen verkast naar de Loskade, waar het hotel nog steeds staat, en op de oude locatie vindt herbouw plaats. Toen de Adriaanse’s zich een jaar geleden nieuwe doelen stelden, bleef de natte horecacirkel van de locatie voorlopig nog steeds gesloten; de gemeentelijke herbergier van De Roode Leeuw zou daar wel chocolade van hebben kunnen maken.

Barcodes: Tante Sjaan en ome Daan

Sjaan_Pekaar_City_Bar_Vlissingen

Het gebeurde in die dagen van augustus 1915 – de 23ste om precies te zijn – dat oesterkweker Philippus Pekaar en echtgenote Catharina Magdalena Kosten in Yerseke werden verblijd met de komst van een dochter. De voornamen van die prille parel waren Adriana Neeltje; haar bedje leek gespreid in de boezem van Yerseke’s oesteradel. Een kleine, alternatieve Almanach de Gotha van Iese zou op zijn plaats zijn, want Adriana ontpopte zich later als een ware edelvrouw. Hoewel het zilte bloed kruipt waar het niet gaan kan, ontwikkelde ze zich echter niet in de oestersector, maar werd de horeca haar kroondomein.

Op 31 maart 1973 kopt de PZC “De barkoningin van Zeeland” – het artikel gaat over Adriana Neeltje Pekaar die inmiddels in de Walcherse horeca bekend is onder de naam Tante Sjaan. Zij staat dan in haar café Amicus aan de Vlissingse Walstraat en boven de bar hangt een bordje met de tekst “Doe wat je wilt, de mensen kletsen toch” – tante Sjaan draagt het hart op de tong. Ze was niet aan haar proefstuk toe; in de jaren ’60 opende ze snackbar Michieltje in de Beursstraat in Vlissingen en bar De Lange Jan aan de Middelburgse Korte Delft (nu Damplein) . Ze doet in 1964 Michieltje over aan Jørgen en Pia Pedersen die in 1967 De Amstelhoek, een echte vetkuivenkroeg, aan het Bellamypark openen – maar dat is wellicht een verhaal voor later.

Het jaar 1973 is een belangrijk jaar in tante Sjaan’s loopbaan, want ze opent dat jaar samen met zakenpartner Daan Basting vrijwel gelijktijdig hotel De Valk aan de Zuidstraat in Westkapelle en de Sjada Bar aan de Middelburgse Vlasmarkt. De Sjada Bar van Sjaan en Daan was exemplarisch voor het zakelijk inzicht van tante Sjaan. Ze had een gat in de markt gesignaleerd en zo werd de Sjada Bar de eerste vrijplaats in Middelburg, en wellicht in Zeeland, voor mannen die slechts mannen en vrouwen die slechts vrouwen beminden – men zou dat gat in de Vlasmarkt nu benoemen als een niche in het homoseksuele marktsegment. Het scherpe marktgevoel van tante Sjaan openbaarde zich al eerder in bar De Lange Jan waar naast de nood van de inwendige man ook die van de uitwendige- bevredigd kon worden. De lichte meisjes aan de bar namen met plezier mannen die daar om verlegen zaten mee naar boven voor wat gymnastiek – hij kwam aan zijn gerief en zij gelegen.

Ik kan me tante Sjaan nog goed herinneren. In haar jonge jaren had ze wel wat weg van de Zangeres Zonder Naam; de zelfde gitzwarte coiffure en ook een beetje dat onderbuikgevoel van “Twee reebruine ogen die keken de jager aan”. Later leerde ik haar beter kennen toen ze, na haar horecacarrière, van haar hobby, antiek verzamelen, haar beroep had gemaakt. Ik werkte in die jaren bij antiquair Gijs van Vlier; zo kruisten onze paden zich af en toe. Adriana Neeltje Pekaar overleed 10 oktober 2007 op 92-jarige leeftijd – ze deed wat ze wilde, want de mensen kletsten toch.

Barcodes: Het watermerk van de Helm

Het hoogseizoen is aangebroken en dorst, die oude moeder, is voor sommigen een niet te beteugelen eerste behoefte. De eerste behoefte lijdt pondspondsgewijs tot een tweede die de uitdrukking ‘als de nood het hoogst is, is de redding nabij’ in twee varianten gestalte geeft. Wanneer er toiletten in de gelegenheid aanwezig zijn wordt de hoge nood natuurlijk via de bekende weg gelenigd, maar wanneer men toevallig net op weg in Middelburg is dient de behoefte te worden opgehouden tot een nieuwe gelegenheid zich voordoet. Wanneer die gelegenheden dun gezaaid zijn, doet zich soms een fenomeen voor waar iedere rechtgeaarde burgerman of –vrouw van gruwt: men, in grote mate het mannelijk geslacht wel te verstaan, plast wild.

In de vroege morgenuren siert dan het watermerk van nooddruftige natnekken nogal wat muren van de stad. Het zou natuurlijk kunnen dat de al wat oudere jongeren sommige muren oudergewoonte aanzagen voor urinoirs – in de jaren van weleer kende Middelburg nogal wat van die urinoirs. Op strategische plaatsen in de stad stonden strak opgemetselde muurtjes waartussen toevallige passanten de blaas wat lucht konden geven. Zo toevallig waren die passanten soms niet, want er stond bijvoorbeeld zo’n urinoir bij de Vlissingsebrug die de bezoekers van de warme driehoek TeerpakhuizenstraatVlissings WagenpleinWinterstraat op hun wenken bediende.

De bezoekers van het urinoir aan het kastanjelaantje tussen de voormalige Ambachtschool en het voormalige Miniatuur Walcheren werden dan weer op tweeërlei wijze op hun wenken bediend. Dat urinoir diende in de avond- en nachtelijke uren namelijk als een zogenaamde baan voor heren die de Griekse beginselen waren toegedaan. Het drukst bezochte urinoir ooit was ongetwijfeld dat bij het voetbalveld op het voormalige sportcomplex Nadorst – nomen est omen – want daar werd, zeker in de gloriejaren van voetbalverenigingen Middelburg en Zeelandia, de koele blonde hartstochtelijk bemind. Men zou zelfs kunnen zeggen dat een bier drinkende voetbalsupporter een pleonasme is – een makkelijk inkoppertje.

Na het verdwijnen van de muurtjesurinoirs uit het straatbeeld schoten de kunststof muntgemakken als paddenstoelen uit de grond. Ze voorzien voornamelijk in de behoeften van het parkeervolk op bijvoorbeeld het Hof van Tange, maar dat muntgemak ontbeert eigenlijk strategisch nut in de kleine uurtjes. De plaats van het tweepersoonsurinoir van de firma Betonno uit Utrecht dat de Middelburgse dienst gemeentewerken in 1926 aanschafte was wat dat betreft beter gekozen. Dit paleisje in de stijl van Le Corbusier maakte de Helm tot een plek waar het plegen van een plas een esthetisch genot was. Dat monument der kleine behoefte had men nooit moeten slechten, want sindsdien signeert er menig bewuste passant de muren met zijn watermerk. Want natuurlijk zijn er ook wildplassers die de weg weten en zich niet storen aan de seizoenen of het normbesef van de goegemeente. Wanneer je moet dan moet je – dat is zo simpel als goedendag. Soms wordt de plas echter uit respect nog even opgehouden als het urinoir onder de Lange Jan, de laatste stenen oase, wenkt en daar klinkt dan, opgelucht, de verlossende zucht van verlichting.

Zie ook de pagina Urinoirs.

Barcodes: Domweg gelukkig in Oranjezon

Uitspanning_Oranjezon_ca._1925

Een aantal weken geleden deed ik fietsenderwijs een rondje Walcheren en besloot gaandeweg de ochtendkoffie te genieten in de Uitspanning Oranjezon. Eenmaal ter plaatse gearriveerd was het alsof de tijd aan de Koningin Emmaweg eerbiedig stil was blijven staan. De boerderij ademt nog steeds de trage ademtocht als toen zij in 1726 gebouwd werd voor de prins van Oranje. De prins verpachtte de boerderij onder de conditie dat de pachtboer en –boerin maaltijden moesten verzorgen wanneer hij en zijn adellijke kornuiten op jacht waren. Die maaltijden werden gebruikt in de gelagkamer waar men nu nog steeds ter dis kan gaan.

De sfeer van nauwelijks vervlogen jaren was voelbaar en het had me niet in het minst verbaasd wanneer Jan Bliek en echtgenote Maria Bakker – pachtboer en –boerin in de jaren ’20 van de 20ste eeuw – even waren aangeschoven. De familie Bliek zat van 1923 tot 1999 in de uitspanning en heeft gedurende die periode niet toegegeven aan de jeuk die men vernieuwingsdrang noemt, maar het authentieke karakter in stand gehouden. Een klein wonder, want voor het zelfde geld, of een beetje meer, was er een onverlaat ingestapt die een ingrijpend project van verschroeide aarde had ontwikkeld. Daarom staat nu, zo’n dikke vijftig jaar na dato, een herinnering uit mijn kinderjaren nog haarscherp op het netvlies. In de nazomers van de jaren ’50 plukten we jaarlijks bramen in het waterwingebied van Oranjezon. Je moest een speciale kaart hebben om het waterwingebied te mogen betreden en het verkrijgen van zo’n entreebewijs was geen sinecure. De kaarten werden gedurende een aantal dagen verdeeld door de toenmalige dienst gemeentebedrijven van de gemeente Middelburg die gehuisvest was aan de Dam. Voor het pand waar nu het Hotel aan de Dam gevestigd is vormde zich dagelijks een rij bramenjagers tot aan het terras van café Damzicht – nu de Zwarte Ruiter op het Witte Paard – en soms nog wel verder.

Met de fel begeerde kaart op zak vertrokken we op een vroege zaterdag- of zondagmorgen in september per Ford Anglia, de bedrijfsauto van mijn vader, naar Oranjezon. Gewapend met plastic emmers, jodium en pleisters – de bramen gaven zich immers niet zonder slag of stoot gewonnen – gingen we op jacht naar de zwarte vruchten des velds. Van het meeslepen van mondvoorraad was geen sprake, want het feestje werd gewoontegetrouw afgesloten met een middagmaal in de uitspanning. Dit heb ik bij mijzelve overdacht, domweg gelukkig in Oranjezon.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht, schreef de dichter J.C. Bloem en dat was ook het credo van de godvrezende Walcherse pachtboeren en –boerinnen die in het begin van de 20ste eeuw hard moesten bikkelen om een bete broods met tevredenheid bij elkaar te schrapen. Wanneer de voren al een rijke oogst brachten kwam die toch vooral de landheren en herenboeren ten goede. Daar dacht ik aan toen ik mijn ochtendkoffie genoot bij John en Natasja, de huidige eigenaren van de uitspanning, tot een peloton Belgische fietsbejaarden zich luidruchtig tot de Duvel bekeerde.