Barcodes: Een warm welkom voor Biohazard

Foto: Tessa Wiegerinck Fotografie

Foto: Tessa Wiegerinck Fotografie

Het zal de mensen die niet van heftige gitaarmuziek houden niet veel zeggen, maar vorige week vrijdag speelde Biohazard in Bar American in Middelburg. Dat was bijzonder. Zo werd het in ieder geval wel ervaren door de honderd gelukkigen die er in geslaagd waren een toegangskaartje te bemachtigen voor het optreden. De hoogtijdagen van de band lagen weliswaar in de jaren 90 maar de band speelt nog altijd regelmatig op grote rockfestivals, voor duizenden mensen. Voor de liefhebbers van het genre is het een klinkende naam, die je niet verwacht in een café in een kleine provinciestad.

Omdat ik nieuwsgierig was hoe organisator Edmond Spelier de band naar Middelburg had weten te lokken vroeg ik hem ernaar. Hij had een mooi verhaal. Eigenlijk was hij bezig geweest met het boeken van een andere band, maar dat verliep nogal moeizaam. Het boekingskantoor had echter nog wel Biohazard in de aanbieding. De band zou die dag op doorreis zijn van Duitsland naar Engeland, in het kader van een Europese tournee. Daar had Spelier, ook als liefhebber, uiteraard wel oren naar, maar er was een klein probleem: er diende wel eerst even 3000 euro afgerekend te worden met het management. Spelier zag er een mooie uitdaging in. Na een gesprek met de eigenaars van American wist hij zich verzekerd van een locatie. Vervolgens bedong hij een korting van 500 euro op de prijs van de band. Omdat hij niet meer dan 15 euro voor een kaartje wilde vragen kwam hij nog 1000 euro tekort. Op Facebook riep hij vrienden en kennissen daarom op een bijdrage te storten, zonder de naam van de band te noemen. Binnen een dag had hij het benodigde bedrag bij elkaar. De contracten konden worden getekend.

Ook de verkoop van de kaartjes verliep via Facebook. Er kwam geen poster of flyer aan te pas. Je kocht je kaartjes door Edmond daar een berichtje te sturen en het geld meteen over te maken. Binnen een paar uur was het concert uitverkocht, wat natuurlijk ook tot teleurstelling en flauwe grappen leidde: of de mensen van American wel wisten dat Biohazard altijd dranghekken voor het podium eist, en een kleedkamer vol lekkernijen? Het bleek uiteindelijk allemaal onzin. De bandleden waren flexibel en hadden het reuze naar hun zin. Ze gingen ’s middags met de een stamgast mee naar een Middelburgse sportschool, en sprongen na afloop van het concert ook net zo makkelijk onder de douche bij een andere vaste klant. Gezellig, geen enkel probleem. Het is fijn als je met open armen wordt ontvangen. Over die open Middelburgse armen voor artiesten hoor je steeds vaker. Of het nu gaat om intieme huiskamerconcerten in de Korte Delft of om grotere en kleinere bands in De SpotUt Babbelaèrtje en Kaffee ’t Hof: de bands schuiven aan bij het diner of blijven pitten op de bank. Uit dankbaarheid geven ze vaak iets terug, zoals een supershow of een extreem laag tarief.

Het uitgaansleven wordt daar warmer van. En menselijker.

Barcodes: Klanten om in te lijsten

Frans_Priester,_oktober_1989Ze komen in vrijwel ieder café: de mannen die door een geestelijke achterstand niet of maar net zelfstandig kunnen wonen, maar wel de vrijheid hebben om te doen wat ze willen. En die er dan vervolgens voor kiezen om zich te ontwikkelen tot stamgast. Sommige mensen vinden dat zulke mannen daar te kwetsbaar voor zijn, maar in de praktijk vallen de kwalijke invloeden van het kroegleven op deze mensen meestal nogal mee. Zolang ze geen overlast veroorzaken worden ze met rust gelaten en soms, als blijkt dat ze sociaal zijn, of humor hebben, worden ze opgenomen in de klantenkring. Sommige van hen groeien uit tot figuren die heel de stad kent, of zelfs tot kroegiconen.

Neem nu wijlen Frans de Priester. Hij was in de jaren 80 vaak te vinden in Middelburgse cafés. Het was een onopvallende, weinig spraakzame man. Maar hij verkocht pennen en lucifers voor het goede doel en schoot daarom iedereen mompelend aan. Dat je hem nauwelijks kon verstaan deerde niet, je kocht gewoon iets van hem, al was het maar uit beleefdheid of medelijden. Frans hield die handel jaren vol. Zijn uitvalsbasis was café De Mug aan de Vlasmarkt. Daar kreeg hij altijd een kopje koffie. In de jaren 90 overleed hij maar de mensen zijn hem nog steeds niet vergeten. In de Mug hangt zijn portret nog altijd en toen mensen zijn foto op Facebook zagen reageerden ze massaal, vol respect. Anno 2014 is Ruud de vervanger van Frans. Ruud verkoopt helemaal niets; hij verzamelt alleen maar. Hij loopt van kroeg naar kroeg en informeert bij iedereen of het goed gaat. Soms drinkt hij een biertje of een glas water. Vervolgens vraagt hij om een doosje lucifers. Die krijg hij dan. Het zou me niet verbazen als hij er thuis duizenden heeft verzameld, zoals het me ook niet zou verbazen als de foto van Ruud over twintig jaar ook ergens aan de muur hangt.

We waken allemaal voor leedvermaak, maar zoals gezegd is humor soms ook een factor. Ik moet nog vaak lachen om een man die ik een paar geleden zag zitten in café Hoppit in Vlissingen. Hij zat een beetje achteraf en was continu met zichzelf in gesprek. Toen ik mijn makker vroeg wie hij was en wat hem mankeerde, legde hij uit dat de man al jaren bezoeker is van de zaak en vaak apart gaat zitten om dialogen te voeren met een fictieve vriend. Buitengewoon tragisch uiteraard, maar toen ik hoorde dat hij ook altijd twee bier bestelt en zijn onzichtbare vriend vervolgens verwijt nooit eens een rondje te geven moest ik toch onbedaarlijk lachen. Ik keek nog eens goed en zag dat de twee dronken dat het een aard had en zich kostelijk vermaakten met elkaar. Mijn kameraad van vlees en bloed legde uit dat niemand er nog van opkeek, dat het al jaren zo is. En dat hij nooit een vlieg kwaad doet. Ook hij wordt dus ooit vast ingelijst, dat kan niet anders. Samen met zijn maat.

Barcodes: Moordverhalen uit de Walcherse horecageschiedenis

Als je informatie verzamelt voor een online encyclopedie over het horecaleven stuit je in de loop van de tijd uiteraard ook op verhalen en beelden die het daglicht niet verdragen. Daar moet je zorgvuldig mee omgaan. Eenvoudig is dat echter niet altijd. Als redactie willen we niemand beschadigen, maar tegelijkertijd streven we naar een zo volledig mogelijk beeld van de geschiedenis van een horecagelegenheid. Als een misdrijf de aanleiding was voor het sluiten van een etablissement, dan ontkomen we niet aan een vermelding van het voorval. Als we die vermelding weg zouden laten zou het verhaal als geheel immers niet kloppen. Wat we vervolgens wel en niet schrijven over kroeggerelateerde criminaliteit hangt af van de vraag hoe lang het is geleden. Laat ik moorden als voorbeeld nemen. Die komen niet zo gek vaak voor op Walcheren, maar de zaken die ons bekend zijn deden allemaal veel stof opwaaien. Welke dingen publiceren we dan niet?

Welnu, in het geval van twee Middelburgse moordzaken, uit 2005 en 1999, maken we wel melding van de voorvallen, maar laten we uit respect voor de betrokken de namen en foto’s van de betrokkenen weg. Mensen die er meer over willen weten kunnen het ook zelf opzoeken in de Krantenbank Zeeland. Over een zaak uit 1980 vertellen we al wat meer. Aan de Nieuwe Vlissingseweg was toen bijvoorbeeld café The Pub gevestigd, een gelegenheid die behalve een kroeg- ook een bordeelfunctie had. Dat bordeel werd aan de man gebracht onder de hilarische aanduiding Psychosexueel Therapeutisch Instituut Tête à Tête. Zeg nu zelf: dat is toch te mooi om niet over te schrijven? Dat bij die zaak ooit ook een geruchtmakende moord werd gepleegd en een brand werd gesticht laten we niet onvermeld. Het is meer dan 30 jaar geleden en hoort nu eenmaal bij de context van deze horecagelegenheid. We noemen dan alleen niemand bij naam.

Anders wordt het als zaken ouder zijn dan 70 jaar. Dan publiceren we alle informatie die we kunnen vinden. Op Vlissingen Dronk bijvoorbeeld, verwijzen we bij café Keersluis met plezier naar het boek ‘De Keersluismoord’ van Gerard van der Hoeven. Het verhaal over de moord op kastelein Johannes Lauwereins en diens vrouw, in 1937, is gruwelijk, maar verdient zonder meer een plekje op de website. De zaak was geruchtmakend en had ook invloed op andere horecagelegenheden. Daar kún je niet aan voorbij gaan. Dat geldt ook voor het geval Kees Merk, eigenaar van café Monopole op de Pottenmarkt in Middelburg, die in 1934 zijn huishoudster vermoordde. Recenter voegden we het verhaal van Pieter de Waal toe, die in 1754 verbleef in logement In ’t Hanegekraay aan de Beestenmarkt in Middelburg. Hij stak de uitbater dood nadat hij dronken was geworden op de kermis. Hij kwam tot zijn daad omdat hij pas na tienen was thuisgekomen. Daar was de logementhouder het niet mee eens. Hoe lelijk zo’n relaas ook is: wij plaatsen het onder het kopje ‘mooie verhalen’. Er gelden andere regels als zaken verjaard zijn. Dan verdragen ze het daglicht wél.

Barcodes: Ik genoot, letterlijk, met volle teugen

Seventy_Seven_1988

“Je kunt geen geld uitgeven dat je niet hebt”. Mijn moeder heeft me die woorden vaak op het hart gedrukt tijdens mijn jeugd, maar echt overtuigd klonk ze maar zelden. Ze voelde waarschijnlijk al dat ik het advies toch wel in de wind zou slaan, als het er later in mijn leven op aan zou gaan komen. Dat vermoeden bleek achteraf gezien juist. Tot mijn 18e levensjaar hield ze nog enig toezicht op mijn uitgavenpatroon en kon ze, waar nodig, ingrijpen, maar toen ik eenmaal op kamers woonde was het hek van de dam. Ik had maandelijks niet veel meer dan 600 gulden te besteden, waarvan het grootste deel opging aan huur en boodschappen. Dat weerhield me er echter niet van bijna dagelijks naar het café te gaan. Juist in die periode ontwikkelde ik me tot een stamgast van twee Middelburgse zaken. Dat leidde uiteraard al snel tot financiële problemen. Ook eind jaren 80 betaalde je immers al 2 gulden voor een glas bier. Dat ik er desondanks altijd in slaagde om op tijd de vaste lasten te betalen dankte ik aan de ontdekking dat je toen wel degelijk geld kon uitgeven dat je (nog) niet had. Er waren verschillende trucjes waarmee je jezelf voor de gek kon houden.

Zo had je Eurocheques. Op een dag kreeg ik er daar ongevraagd tien van toegezonden door de bank. Wat een feest! Er stond geen cent meer op mijn rekening, maar aan de bar kon je cheques gewoon uitschrijven. Daarbij koos je vanzelfsprekend altijd voor het maximumbedrag van 300 gulden. Ik genoot, letterlijk, met volle teugen. Totdat ik ontdekte dat de eigenaar van de zaak die indirecte inkomsten altijd even opspaarde. Een paar maanden later verzilverde hij alle cheques in één keer, waardoor ik opeens 3000 gulden schuld had bij de bank. Dat was veel geld voor iemand die leefde van studiefinanciering en wat inkomsten uit een baantje als afwashulp. Er zat niets anders op dan meteen een baan nemen na het eindexamen. De prijs van een voorschot bleek geen vakantie te zijn.

De Eurocheque zwoer ik af, maar niet veel later tuinde ik er toch weer in. In Middelburg verschenen de eerste pinautomaten. Was dat even handig! De studiefinanciering werd op een vaste datum gestort. Je kon het bedrag steevast één minuut na middernacht opnemen. De synchronisatie van de automaten van verschillende banken was echter nog niet optimaal. Als je een sprintje trok over de Markt kon je hetzelfde bedrag vier keer opnemen. Opnieuw feest! Een rondje voor de hele zaak! Het was maar goed dat de banken daar al snel een technisch stokje voor staken.

In de daaropvolgende jaren waren de trucjes niet meer nodig. Als stamgast mag je tenslotte meestal wel poffen, als de situatie daar om vraagt. Dat ook die oplossing soms leidt tot problemen en hilarische taferelen herinner ik me nog maar al te goed uit de tijd dat ik zelf barman was. Maar dat verhaal vertel ik een volgende keer.

Barcodes: Nog één keer naar ‘De Hooi’

Hooizolder_Parking

Toen de Gemeente Veere vorig jaar november bekendmaakte dat discotheek De Hooizolder in Westkapelle voor onbepaalde tijd werd gesloten regende het reacties van Walchenaren op het web. Dat had meer te maken met nostalgie dan met een actueel gemis; het gros van de reacties verwees naar het verleden. Het leek wel alsof iedereen tussen de 18 en 65 ooit minstens één mooie avond of zomer in de dancing beleefde. Al die reacties bevestigden wat iedereen eigenlijk al lang wist: De Hooizolder was een begrip, ook buiten de provincie. Sinds de opening van de zaak in 1972 brachten duizenden jongeren vanuit heel Nederland en Duitsland er hun vakantieavonden door, wat ook weer een aanzuigende werking had op feestminnende Zeeuwen. Het was misschien juist wel die rol als toeristische trekpleister die ‘De Hooi’, zoals veel bezoekers de discotheek liefkozend noemden, onvergetelijk maakte.

Ik ben benieuwd of die grote groep Walchenaren er zoveel jaar na dato voor voelt om het jeugdhart nog één keer op te halen. Eerder deze maand maakte de nieuwe eigenaar Support Service Group uit Goes bekend dat het pand aan Grindweg 6 vanaf juli nog een laatste zomer als discotheek zal fungeren; daarna zal het worden verbouwd tot een onbekend soort dagattractie. Hoe andere mensen erover denken weet ik niet, maar toen ik dat nieuws las was mijn eerste reactie “da’s een mooie kans om alsnog fatsoenlijk afscheid te nemen”. Niet veel later hoorde ik mezelf in het café de belangstelling polsen voor het charteren van een discobus, in de jaren ’90 hét vervoermiddel voor ‘een avondje Hooi’. Daar hadden de meesten wel oren naar. Het grappige daarbij was dat iedereen die avond dan wel graag zou beleven zoals toen. In mijn geval en veel van mijn leeftijdsgenoten komt dat neer op de periode tussen 1988 en 1994.

Het was overigens niet zo dat onze avonden veel om het lijf hadden. Ik werkte voor een strandpaviljoen bij Dishoek en stapte na het werk meestal daar, bij de camping, op de discobus. M’n makkers ontmoette ik dan bij de Hooizolder. Het ‘feesten’ kwam meestal neer op veel biertjes bestellen en uren turen naar het vrouwelijk schoon op de dansvloer. We deden alleen actief mee als de band ‘Fragment’ speelde, die uitblonk in covers van Rod Stewart en The Isley Brothers (Shout!). Daar ging de tent altijd helemaal op los, iedere avond weer. Natuurlijk hoopten we op zulke avonden ook altijd iemand te versieren, maar dat gebeurde maar zelden. Bij het vaste afsluitnummer van Het Goede Doel, ‘Alles Geprobeerd’, dropen wij meestal af naar snackbar ‘De Hooivork’. Wie niet zoenen mag kan maar beter wat eten tenslotte.

Is het gek dat we toch nog eens terug willen naar die tijd? Misschien wel, maar wij vinden van niet. Het was fantastisch immers! Nog één keer willen we luidkeels meezingen, met Henk Westbroek en consorten, juist daar: “Ik heb geen afscheid durven nemen, want afscheid nemen dat doet pijn”.

En dan rap om een broodje frikandel.