Barcodes: Een verschrikkelijk jaar

Maastrichts Bierhuis - 1907

Maastrichts Bierhuis – 1907

Natuurlijk werd er te weinig buitenshuis gedronken en gegeten, maar dat het jaar 2013 de Middelburgse horecaboeken in zou gaan als annus horribilis – een verschrikkelijk jaar – was toch buiten de waard gerekend. De sluiting van café De Schuur aan de Varkensmarkt op 1 november 2012 bleek, achteraf gezien, de opmaat tot een lokale ratsmodee . In januari 2013 werd ’t Geintje aan de Pottenmarkt, vooralsnog tevergeefs, te koop gezet en op de Pottenmarkt sloot ook De Prinse van Oranje in november van dat jaar zijn deuren. Vrijwel gelijktijdig met De Prinse van Oranje werden De Groene Papegaay in de Lange Viele en Rock Desert op het Damplein gesloten en in december Zenc op de Markt – die laatste zaak maakte overigens in januari 2014 een doorstart.

De belangrijkste reden voor het heersende sluitingsvirus lijkt evident: het is de economie sufferd – om maar eens een president van de VS te parafraseren. Maar wanneer je de Middelburgse horecacrisis anno 2013 in historisch perspectief plaatst blijkt er toch meer aan de hand te zijn. Van oudsher waren het vooral de bierbrouwerijen die panden kochten en er vervolgens kroegen in openden om verzekerd te zijn van afzet. Een mooi voorbeeld hiervan is het pand van het huidige eetcafé De Zwarte Ruiter op ’t Witte Paart waar de Naamlooze Vennootschap de Ruttens Bierbrouwerij ‘de Zwarte Ruiter’ in 1900 het Maastrichts Bierhuis opent. Deze constructie vindt navolging en veel exploitanten van morsige en minder morsige etablissementen fungeren min of meer als horigen van de brouwerijen. Het bierboek Hop en gerst veredeld van Eric Hageman en Toon Franken brengt o.a. die geschiedenis voorbeeldig in kaart.

Het Middelburgse kroegendom kent door de eeuwen heen natuurlijk ook bazen in eigen kroeg die niet afhankelijk zijn van de brouwerijen en die uit om het even welk vaatje tappen. Maar het zijn voornamelijk de brouwerijen die de Middelburgse horecahabitat bepalen, die, wanneer dat zo uitkomt, geven en nemen. In de vorige eeuw komt er in het Walcherse een niet onbelangrijke speler op de vastgoedmarkt bij in de vorm van de firma Loontjes – zij hanteren, evenals de brouwerijen, het adagium “hoe meer kroegen, hoe meer vreugd”. In eerste instantie hadden ze er belang bij omdat ze biljarts verkochten, maar toen de eenarmige bandiet, de gokautomaat dus, zijn intrede in de kroeg deed, werd dat belang aanmerkelijk groter. In de tussentijd kwamen en gingen brouwerijen als kerkgangers langs de gevels op zondagen die eindeloos leken – de lichtreclames aan die gevels markeerden de waan van de dag en werden soms snel ingehaald door de tijd. Bierbrouwerijen die landelijk een groter marktaandeel nastreefden zochten hun heil ook in Middelburg en rammelden aanlokkelijk met de beurs, terwijl gevestigde merken oververzadigd leken van hun eigen product en weinig initiatieven ontplooiden. Of en wanneer het interbellum waar de Middelburgse horeca nu onder gebukt gaat wordt doorbroken is de hamvraag. Natuurlijk zal er altijd buiten de deur worden gegeten, gedronken, gebiljart en gegokt, maar mag het misschien ietsje meer zijn?