Marinus Nijhoff’s dichtregel ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’ draag ik sinds mijn schooldagen met me mee. Later kreeg de regel een nieuwe dimensie toen er in 1993 aan de Markt in Middelburg een café met de naam Bommel werd geopend. Hans de Graaff, een echte Olie B. Bommel-fan, gaf de zaak de naam. Helaas overleed Hans een paar jaren later aan de gevolgen van een motorongeluk. Sindsdien is er elk jaar een motortocht die de herinnering aan hem levend houdt. Na Hans kwamen Ans en Rogér Mastbooms in de Bommel. Ans kende ik als fanatieke rugbyster van Oemoemenoe, die wel eens een biertje in Seventy Seven deed. In die tijd werkte Willem Nieuwdorp in Sev, maar hij ging later in de Bommel werken, net als Huib Labeur. Huib en Willem nemen in 2009 de Bommel over en sindsdien ga ik naar Bommel om Huib en Willem te zien.
Oudere Middelburgers zoals ik weten dat Bommel sinds mensenheugenis de naam St. Joris had. De eerste, bekende eigenaar was Adriaan Westdorp. Hij zat in 1779 in St. Joris en verkocht zijn herberg aan de ‘Groote Markt op de hoek van de Helm’ voor 1100 pond Vlaams (ongeveer 198.000 euro). Na Westdorp volgde een rits eigenaren, te veel om op te noemen, dus we pakken de draad weer op in 1947. In dat jaar werd Piet Wanjon, een Souburgse achternaam bij uitstek, eigenaar. Wanjon was eerder beheerder van Hotel Poelman tegenover de Reutel in de Stationsstraat. Piet Wanjon had de bijnaam ‘Piet Bus’, omdat hij vaak buitenlandse bustoeristen zijn zaak binnen wist te lokken met de regel: ‘Very good tea and coffee, over there please’. Het was een man met een missie. Cees Mulder werd in 1964 eigenaar van St. Joris. Ik heb hem heel goed gekend. Je kon hem schilderen aan de stamtafel van Suisse, ook aan de Markt, waar Lo Lagaaij de scepter zwaaide. Bij Suisse was ik kind aan huis, want het stond een paar panden verder dan mijn geboortehuis op Markt 61, boven café Juliana. Met zoon Loe Lagaaij haalde ik wel eens kattenkwaad uit en dronk ik ook mijn eerste biertje. In de kelder van Suisse dronken we soms de kontjes uit flessen Oranjeboom. Sindsdien beviel het merk Oranjeboom me steeds minder en minder. Mulder hield wel van een drankje, maar maskeerde dat door zogenaamd mineraalwater te drinken dat vergezeld was van een fikse tic wodka. Suisse had een rijkelijk gevulde stamtafel waar vooral op donderdagen en in het weekend stevig werd getafeld. Aangezien vriendin Ans Parinussa er werkte, bleef ik op de hoogte van wat er zich in Suisse afspeelde.
Huib en Willem spreek ik vrij regelmatig, vooral ’s morgens vroeg als ik terug kom van mijn dagelijkse wandeling door de stad. Wij zijn de stad en weten qua horeca van de hoed en de rand. Als ik om een nieuwtje of biertje verlegen zit, ga ik naar Bommel om Huib en Willem te zien.