In zijn befaamde Cronyk van Zeeland (1696) schrijft Mattheus Smallegange het volgende: “Aen ’t einde van de Zuidzijde van de haven, staet een grooten schoonen tooren genaemt den Campveerschen tooren, Zeewaerts rond, en landwaerders platformig (.) annex den selve tooren zijn alsnoch bysonder, kameren, en vertrekken om luiden van qualiteit, of andere passanten, te logeren of tracteren.”
Die ankerplaats in het silhouet van Veere was Henk van Cranenburgh niet onbekend toen hij in 1948 met zijn boot de Lickebaert het stadje binnen zeilde. Adrianus Bruggeman – huurder van de Campveerse Toren, die eigendom was van de gemeente – vroeg Van Cranenburgh of hij zijn zaak niet over wilde nemen. Henk, op dat moment vrachtrijder voor eigen rekening, hoeft er niet lang over na te denken en gaat vrijwel direct op het aanbod in. De gemeente accepteerde hem als nieuwe huurder met die restrictie dat hij wel zijn horecapapieren moest halen – op grond van een eeuwenoude eis mocht de gemeente alleen verhuren aan bekwame herbergiers.
Hij was wellicht van nature een bekwame herbergier, want hij ontwikkelt zich al snel tot een succesvol horecaondernemer. Henk en zijn vrouw Johanna hebben ook oog voor de toekomst en de evoluerende eisen in de hotelbranche. Tussen 1950 en 1951 wordt de Campveerse Toren door middel van een ingrijpende verbouwing aangepast aan die eisen en weet het hogere marktsegment het hotel blindelings te vinden. In juni 1958 logeren prins Reinier en prinses Grace van Monaco in de Campveerse Toren en ook het Oranjehuis komt er regelmatig over de vloer. Nu was dat niet nieuw, want Willem van Oranje en Charlotte de Bourbon vierden in 1575 hun bruiloft in de herberg. De graven Egmont en Hoorne, die later hun hoofd verloren, logeerden er in 1563 en tsaar Peter de Grote in 1717.
Schrijvers wisten ook de weg naar Veere te vinden – Charles de Coster schrijft het in 1896 verschenen De legende en de heldhaftige, vrolijke en roemruchte daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders gedeeltelijk in de herberg – Tijl Uilenspiegel is in het laatste hoofdstuk van het boek torenwachter in de Campveerse Toren. Nescio schreef er in 1908 brieven aan zijn vrouw Agaat Tiket – in die brieven en in fragmenten van De Uitvreter speelt de Campveerse Toren ook een niet onbelangrijke rol. Henk van Cranenburgh was zich bewust van die rijke geschiedenis en speelde daar dan ook adequaat op in, maar hij speelt ook in op de toekomst. Zo opent hij eind jaren zestig een tweede zaak, namelijk restaurant De Struysvogel aan de Kaai in Veere. In de loop der jaren komen dochters Hendrina en Trijntje in de zaak en zij volgen hun vader in 1999 op als huurders van de Campveerse Toren. Vanaf 2005 krijgen ze een nieuwe huurbaas, want in dat jaar verkoopt de gemeente Veere het pand aan de Vereniging Hendrick de Keyser. Henk van Cranenburgh overlijdt op 2 september 2007, maar Hendrina en Trijntje zitten tot op de dag van vandaag in de Campveerse Toren.