Het Woordenboek der Nederlandsche Taal is een onvolprezen bron waar ik me veelvuldig aan laaf – de roes van ritselende bladzijden maakt klikkende googelaars tot geheelonthouders. Ik was op zoek naar het woord stamkroeg, maar die samenstelling is te jong voor woorden. Het WNT definieert een kroeg als een herberg van gering allooi, iets wat men nu een bruin café noemt. In de literatuur dook de kroeg voor het eerst op in een gedicht van P.C. Hooft uit de 17de eeuw: “Dus quam ick met mijn kammeraets uyt de kroech, die ’t moerjaens hooft hiet.” Middelburg beschikte echter in de 15de eeuw al over herbergen van gering allooi die in gebruik waren als stamkroeg. Zo kwam het gilde van timmerlieden en metselaars samen in De Liebaard aan de Lange Delft – ongeveer op de locatie waar nu Bos Men Shop is gevestigd. De gemeente Middelburg steunde in die tijd nog het vakbondswerk, want de stadsrekening van 1477 vermeldt dat er dat jaar 20 pond Vlaams, 17 schellingen en 6 penningen aan gelag werd betaald.
Door de eeuwen heen zijn er altijd loten van een zelfder stam geweest die een bepaalde kroeg als hun kroeg zagen. Dat konden politiek gelijkgestemden zijn zoals bijvoorbeeld de patriotten die bijeen kwamen in Het Middelburgsche Koffy Huis op de Balans en waarvan sommigen medio 1787 zwaar te grazen werden genomen door een bloeddorstige horde oranjehooligans. Of biljarters die vanaf de 18de eeuw in sociëteits- en later verenigingsverband hun sport beoefenden en nog steeds beoefenen. De voetballers, als vanouds bierdrinkers bij uitstek, gaven eind 19de eeuw hun eerste rondjes bij de Meelfabriek aan de Kleverskerkseweg en later in de diverse kroegen, clubhuizen en sportkantines.
In de 20ste eeuw gingen de Walcherse boerenjongens en –meisjes op Annetje-Lijsjesdag in dracht al zingend Aerem an aerem de Gortstraete in om vervolgens de kroeg in te duiken – die van Westkappel bij Kobus Minderhoud in de Segeersstraat en die van Koukerke in het Wapen van Zeeland op de Markt. Boeren kon je op donderdag schilderen in de Vriendschap waar je vandaag de dag nog weleens een enclave bejaarde agrariërs aantreft. De aannemers kwamen in het Nederlands Koffiehuis, waar vaak aanbestedingen plaats hadden, op de Markt, maar autohandelaren daarentegen hadden hun stamkroeg in het Jagertje, het café van Sas de Jager aan de Rouaansekaai; toen Sas zijn pet in het water gooide en eronder ging zitten sloot de zaak. De Reutel in de Stationsstraat is wat dat betreft een verhaal apart, want hier stonden kaaiwerkers, havenarbeiders en ander werkvolk schouder aan schouder met middenstanders, journalisten, beeldend kunstenaars en notarissen. Natuurlijk kiezen mensen ook vaak hun stamkroeg op basis van thuisgevoel c.q. gezelligheid en daarom zullen de stamgasten van Rock Desert op het Damplein zich behoorlijk ontheemd gevoeld hebben toen Rob en Mirna hun deuren enige maanden geleden sloten; een nieuw gezinsvervangend tehuis vinden is immers geen sinecure. Zelf verkeer ik in de luxe van twee stamkroegen: Bar American en Seventy Seven; het kon slechter.