Toen Marlies Keukelaar en Cees Verspuij enige maanden geleden de Peperboom aan de Kapellestraat in Veere overnamen van Marion Huybrecht gingen mij meerdere lichtjes tegelijk op. Natuurlijk refereerde het eerste lichtje aan Ben Huybrecht, Marions vader, die in 1973 het Veerse Meer overnam en dat drie jaar later omdoopte tot de Peperboom – Ben Huybrecht zat ook een periode in D’ Ouwe Werf. Het tweede lichtje betrof Marlies Keukelaar, want zij had haar sporen in de horeca verdiend bij de Heeren van Sint Jan in de Sint Janstraat in Middelburg. Het derde lichtje was echter doorslaggevend, want dat voerde me terug naar de kinderschoenen die ik in Veere sleet.
Mijn vader Piet was begin jaren ’50 vertegenwoordiger bij de PAM aan de Buitenhaven in Vlissingen en schuimde de provincie af naar potentiële klanten. Zo kwam hij in contact met Piet Maljers die eigenaar was van café de Vriendschap in de Kapellestraat, later dus de Peperboom. Wat begon als een zakelijke relatie, ontwikkelde zich in de loop der jaren tot een bijzondere vriendschap. Aangezien Piet zijn handen vol had met zijn schip waarmee hij hand- en spandiensten leverde bij de afsluiting van het Veerse Gat, werd de Vriendschap vooral gerund door zijn vrouw Adriana die ik echter kende als tante Zus.
Nu waren de gebroeders Maljers allemaal ringrijders – vooral Wim of Jimme was een kei die vaak met gemak de kleinste ring stak – en zo gebeurde het dat ik eens een stijve kont op de rug van een Zeeuwse knol opliep op het traject Veere-Middelburg. Eenmaal in Middelburg aangekomen nam Piet het voortouw en samen, allebei op zijn boers, defileerden we door de stad. Afijn, nadat het Veerse Gat was gevuld, vertrekken Piet en Zus naar Middelburg waar ze hotel Sonnevanck aan de Blauwedijk overnemen. Daar kwam ik ook graag, vooral omdat het hotel over een papegaai beschikte die, hoe kan het ook anders, naar de naam Lorre luisterde. Lorre was een fantastisch imitator en kon zowel het zware shaghoestje van Piet als de hoge stem van Zus perfect nadoen. De controleurs van de Warenwet konden het minder appreciëren en omdat de hygiëne in het geding was, moest Lorre in een andere gelegenheid op stok. Die gelegenheid bood ons huis waar Lorre jaren heeft gelogeerd. Lorre had trouwens een bijzonder zwak voor advocaat – waar je mee omgaat wordt je soms mee besmet.
In een impuls koopt Piet een huis in Spanje met de bedoeling daar permanent te gaan wonen, maar die bevlieging was maar van korte duur. Piet was er eigenlijk te onrustig voor; hij moest wat om handen hebben. Eind jaren ’60 opent hij pension Adriana aan de Vlissingse Badhuisstraat. Later wordt er verkast naar café-restaurant de Zeeuwsche Paerel in Kruiningen en voelen Zus en Piet zich weer als een oester in het water, maar die parel bleek de laatste horecahalte. De bijzondere vriendschap tussen Piet en mijn vader is door de jaren heen altijd blijven bestaan. Wat er van Lorre is geworden weet ik niet – de vogel is wellicht gevlogen.